Geplaatst op vrijdag 28 maart 2008 @ 20:44 , 4188 keer bekeken
Inleiding
De Inca's waren mensen die tussen 500 en 1532 in het Andes gebergte in Zuid-Amerika leefden. Het was het machtigste volk in Zuid-Amerika. De belangrijkst steden waren Cuzco, de hoofdstad, en Matchu Pitchu. Matchu Pitchu werd pas in 1911 ontdekt, en is nu de bekendste ruïnestad van de Inca-beschaving. De stad werd 100 jaar voor de Spaanse verovering gebouwd voor een vorst die Pachacuti Inca Yupanqui heette.
De Inca's die in het begin van de 16de eeuw op het toppunt van hun macht stonden, vormden een aristocratie van een paar duizend leden die allemaal tot dezelfde etnische groep behoorden. Ze heersten over een van de grootste rijken van die tijd. Hun domein strekte zich uit over een afstand van meer dan 4000 kilometer, en besloeg daarmee bijna de gehele lengte van het Andesgebergte dat loopt van de zuidgrens van het huidige Colombia tot Santiago. Daarmee maakten het hele huidige Equador en Chili net als delen van Bolivia en het noordwestelijk deel van Argentinië deel uit van het rijk der Inca's. De Inca's noemden hun domein Tahuantinsuyu, het 'Rijk van de Vier Windstreken'. Hun rijk was namelijk verdeeld in vier delen waarvan de stad Cuzco het middelpunt was. Het telde ongeveer zeven tot negen miljoen inwoners, behorend tot 100 verschillende etnische groepen.
De Inca's beschikten niet over uitvindingen als het wiel of het schrift, maar toch was het een bijzonder hoogontwikkelde beschaving. Het volk bezat grote hoeveelheden goud en waardevolle bouwwerken. De buitengewoon intelligente manier waarop zij omgingen met hun menselijke werkkracht maakte hen in minder dan 100 jaar tot een van de meest hoog georganiseerde samenlevingen die ooit op de wereld voorkwamen.
Later viel het machtige rijk ten prooi aan de Spanjaarden. De Spanjaarden waren maar met een kleine groep, maar door een aantal gebeurtenissen werden zij in staat gesteld het rijk te veroveren.
1 Pizarro op expeditie
De snelle opkomst werd gevolgd door een nog sneller verval. Ondanks al haar macht werd deze indrukwekkende beschaving veroverd door minder dan 200 Spanjaarden. De aanvallers werden geholpen in hun aanval door een gebeurtenis binnen het Inca-rijk zelf.
Onder de Spanjaarden die zich in het begin van de 16de eeuw in de Nieuwe Wereld bevonden, gingen allang geruchten over een land van goud, ergens ten zuiden van de evenaar. Een veteraan van de Spaanse veldtochten in Italië, Francisco Pizarro, besloot op zoek te gaan naar dit land. Samen met Diego de Almagro, een andere gelukszoeker, en Hernando de Luque, een priester, ging hij op expeditie. In 1524 maakten zij een moeilijke en teleurstellende toch door de onverkende gebieden in het zuiden.
Tijdens de tweede expeditie in 1526, waarop Pizarro ruilhandel dreef voor goud, kwam hij achter de grote rijkdommen van het gebied. De bemanning van een van de schepen nam een groep Incakooplui gevangen. De Spanjaarden leidden drie van deze Inca's op tot tolk. Pizarro constateerde dat ze over veel goud en zilver beschikten zoals kronen, diademen, kettingen, armbanden, gordels en pantsers, en hij vertelde dit aan koning Karel V. De Spanjaarden maakten een moeilijke expeditie, velen haakten af. In 1527 bereikten zij Tumbes. De Spanjaarden werden gastvrij ontvangen. De Inca's vertelden hen over in het binnenland gelegen tempels, bedekt met kostbare metalen. Deze verhalen maakten de drang bij Pizarro om het land te bezitten nog groter dus besloot hij later terug te gaan om het land te veroveren. Ondanks zijn grote wens duurde het nog drie jaar voordat de Spanjaarden helemaal klaar waren voor een aanval.
Het verhaal van de ineenstorting van het Inca-rijk kennen we voornamelijk uit verslagen van de Spanjaarden, maar ook verhalen van de Inca's zelf. Uit deze twee soorten verslagen hebben historici een beeld samengesteld van de Inca's in hun dagen. Het is een triest beeld.
2 Een nieuwe leider
In 1524, toen de Inca's op het hoogtepunt van hun macht stonden, gingen aan het hof van de Sapa Inca (de leider) geruchten over vreemde gebeurtenissen. Er waren drijvende vestigingen verschenen met blanke mensen erop. Velen waren ongerust. Jaren later vertelden de Inca-edelen dat de Sapa-Inca, Huayna Capac, het gevaar voor de troon al veel eerder had zien aankomen.
Binnen twee jaar was de Sapa-Inca dood. Hij overleed aan de pokken, een ziekte die door de Europeanen was overgebracht naar Amerika. De ziekte verspreidde zich zeer snel omdat de Amerikanen er geen afweer tegen hadden. De dood en verderf zaaiende epidemie brak ook de geestelijke weerstand van de overlevenden, en eiste niet alleen het leven van Sapa-Inca, maar ook van zijn erfgenaam, zodat er onenigheid ontstond over de opvolging.
3 Onenigheid onder de Inca's
Normaal gesproken wordt de opvolger gekozen door Sapa-Inca, hij kiest dan een van zijn zonen uit die hem het meest geschikt lijkt. Nu was dit niet mogelijk, dus moesten de Inca-edelen in Cuzco een opvolger kiezen. Zij kozen voor Huascar.
Een groot deel van de edelen bevond zich in Quito, een stad die door de Sapa-Inca was veroverd om er de laatste jaren van zijn leven door te brengen. Daar begonnen de moeilijkheden. Quito was bijna een hoofdstad geworden waardoor de twee steden ongeveer tegenover elkaar kwamen te staan. Het leger, dat in Quito gevestigd was, gaf de voorkeur aan een andere zoon van Huayna Capa, namelijk Atahualpa. Hij had zichzelf als aanvoerder en krijger bewezen, was intelligent en trad streng op. Daardoor was hij zeer gevreesd onder het volk.
Hoewel hij herhaaldelijk getuigde van zijn trouw aan de nieuwe Sapa-Inka, wist Atahualpa dat Huascar hem wel als rivaal moest beschouwen. Hij hielt er rekening mee dat aanhangers van de Sapa hem wel eens om zouden kunnen brengen dus negeerde hij de uitnodigingen om naar Cuzco te komen om zijn eer te bewijzen. Dit hielden ze vijf jaar lang vol. Tenslotte eiste Huascar de komst van zijn broer op, waarop Atahualpa hem een aantal geschenken stuurde in plaats van te komen. Huascar beveelde het leger om Atahualpa om het leven te brengen. De woedende Atahualpa reageerde hierop door de wapens te trekken, en zo kwam het Inca-rijk in een burgeroorlog terecht.
4 De burgeroorlog
Het was een bloedig conflict waarbij geen krijgsgevangenen werden gemaakt, en het betekende het begin van het vernietigingsproces dat de Europeanen later zouden voltooien. De troepen van Huascar waren sterker en Atahualpa werd gevangen genomen. Hij ontsnapte en wist zijn vroegere overweldigers nu toch te verslaan. Huascar stuurde een tweede strijdmacht, maar deze werd binnen twee dagen verslagen.
De generaals van Atahualpa marcheerden zuidwaarts richting Cuzco. De mannen van Huascar maakten branden, waardoor ze de vijand verjaagden. Na een hergroepering bij de generaals van Atahualpa legden ze een hinderlaag. Huascar zelf werd gevangen genomen. Zijn leger werd verjaagd en Atahualpa's krijgers trokken Cuzco binnen.
Ze kenden geen genade. Huascar moest toekijken hoe zijn vele vrouwen, vrienden en adviseurs werden vermoord. De lijken werden vastgebonden aan palen in de stad achtergelaten als een waarschuwing voor degenen die verzet durfden te tonen. Huascar werd opgesloten in het ford van Jauja.
5 De terugkeer van Pizarro
Juist in deze chaotische tijd in 1532 kwamen Pizarro en Almagro (een man die ook mee was geweest op de tweede expeditie) terug naar Tumbes. Pizarro nam 160 avonturiers met zich mee, waaronder 67 ruiters en een heel wapenarsenaal. Hij trof een grote ontreddering aan in de stad die daarvoor zo prachtig en rijk was geweest. Ook Tumbes had veel te lijden onder de pokkenepidemie. Terwijl de manschappen van Pizarro ontmoedigd werden door deze treurige aanblik, was Pizarro slim genoeg om te bedenken dat het voordeel van de Indianen in zijn voordeel kon werken. Pizarro bleef ongeveer vijf maanden bij de kust. Ze bleven in leven door koninklijke opslagplaatsen te plunderen. Hij stelde zich in die tijd op de hoogte van de gebeurtenissen in het Inca-rijk. Toen hij er achter kwam dat Atahualpa zich bevond op Cajamarca, op een afstand van 14 dagen reizen, trok hij daarheen met zijn kleine leger, een paar Indiaanse lakeien en twee van de Indiaanse tolken die hij een paar jaar terug gevangen had genomen.
Het was een hopeloze onderneming. Negen mannen keerden terug, maar de rest zette moedig door. Ze klommen steeds hoger en staken gevaarlijke rivieren over via hangbruggen. Ze raakten diep onder de indruk van de aanwezige bewijzen van de goede bouwkunst van de Inca's, zoals de fraaie wegen met aan beide zijden een rij bomen die zorgden voor verkoeling. Ook stroomde er in een geplaveide greppeltjes water langs de weg. Zulke schitterende wegen waren nergens in de christelijk beschaving te vinden behalve hier in dit onherbergzame gebied.
Terwijl de Spanjaarden hun zware tocht vervolgden, liet Atahualpa zijn leger op adem komen in Cajamarca, een plaats die bij Inka-vorsten zeer geliefd was vanwege de vele warmtebronnen. Hij had al eerder vernomen dat de blanke mannen waar zijn vader zo voor gevreesd had weer teruggekeerd waren. Ook hadden diverse boodschappers hem laten weten dat de vreemdelingen landinwaarts trokken. Atahualpa stuurde een bericht aan Pizarro en nodigde hem en zijn mannen hiermee uit voor een bezoek. Met de boodschap die de afgezant terugbracht begonnen de onjuiste interpretaties rond de ware Spaanse bedoelingen. Zo vertelde de boodschapper Atahualpa dat de blanken geen krijgers waren, en dat er maar 200 man nodig zouden zijn om hen onschadelijk te maken. Atahualpa wist niet dat Pizarro de boodschapper had ontvangen met geschenken en lang over vrede gepraat had met hem. Het gevolg was dat Pizarro zonder moeilijkheden of angst het land in kon trekken.
De tocht was zeer gevaarlijk en zwaar geweest, maar uiteindelijk kwamen Pizarro en zijn mannen op 15 november aan in het dal van Cajamarca, waar hen een verontrustend welkom wachtte. Er stond een immens groot aantal Inca's opgesteld op de heuvelrug. Wanneer de Spanjaarden hun angst zouden tonen, zouden de Inca's hen gelijk vermoorden.
De Spanjaarden stelden zich op op het grote plein dat aan drie zijden werd omgeven door lange gebouwen. De Spaanse afgezanten reden gespannen langs de grote rijen Inca's naar de koninklijke residentie om Atahualpa eer te betuigen en een boodschap over te brengen van Pizarro.
Er volgde een zenuwoorlog tussen de Inca's en de Spanjaarden. Beide partijen probeerden indruk te maken en de ander bang te maken. Atahualpa deed dat door grote groepen krijgers op te stellen en Pizarro deed het met behulp van paarden. De Spanjaard 'De Soto' galoppeerde met grote vaart naar Atahualpa, stopte op het laatste moment en liet het paard op zijn hoofd kwijlen. De Inca's waren onder de indruk van de paarden omdat zij geen grotere huisdieren kennen dan lama's. Atahualpa vertrok geen spier, want wie blijk geeft van angst wordt later geëxecuteerd bij de Inca's. Hij stemde er mee in om de volgende dag een bezoek te brengen aan Pizarro in Cajamarca.
6 De aanval op de Inca's
De Spanjaarden hadden een angstige nacht: rond hen in de bergen brandden overal kampvuren van de Inca's ze zouden nooit kunnen vluchten. De twee kampen wachtten op de ochtend. Atahualpa wilde dolgraag oficieel worden gekroond tot keizer. Pizarro hoopte daarentegen stadhouder te worden van de nieuwe Spaanse kolonie, waardoor hij eindelijk meer aanzien zou krijgen. Op de ochtend die nu eindelijk aanbrak stonden beide partijen voor een beslissende kennismaking met een voor hen vreemde wereld. Hierbij was Pizarro in het voordeel: hij had zich jarenlang beziggehouden met de volken in de Nieuwe wereld en hij was dus op de hoogte van een sterke en zwakke punten. Zijn neef Hernán Cortéz was de veroveraar van Mexico op de Azteken, van hem had hij ook leerzame verhalen en tactieken gehoord. De Inca's wisten daarentegen helmaal niets van de Europeanen.
Op dit belangrijke moment liet Pizarro zijn grote leiderskwaliteiten zien. Hij was onbeschaafd en gevoelloos, maar bezat ongelofelijk veel moed. Hij was ingenomen met de wanhopigheid van zijn mannen, die hij zag als een goede stimulans voor het geweld dat zou komen. Pizarro bereidde net zo'n list voor als Cortéz had gebruikt bij de verovering van Mexico, namelijk het ontvoeren van de keizer.
Intussen had Atahualpa die nacht 5000 krijgers erop uitgestuurd om de weg naar het noorden via Cajamarca af te sluiten. Zijn plan was om Pizarro en zijn mannen gevangen te nemen en het te offeren aan Inti de zonnegod. Ook wilde hij de paarden vangen om er mee te gaan fokken.
Bij het aanbreken van de dag stelde Pizarro zijn troepen op rond het grote plein om te wachten op Atahualpa, maar toen de middag aanbrak was Atahualpa er nog steeds niet. De Spanjaarden werden zenuwachtig. Bij zonsondergang naderde de keizerlijke stoet die minstens 5000 man telde. Atahualpa had dit tijdsstip uitgekozen omdat hij dacht dat de Spanjaarden in het donker niet op de paarden konden rijden.
Atahualpa zat op een houten draagzetel, versierd met kleurige papegaaiveren, met goud, zilver en edelstenen. Het was een indrukwekkend geheel: muziek, zang en kleurige kostuums.
Atahualpa had de hoofdmacht van zijn leger, zo'n 80.000 man, buiten de stad gelaten. Tot grote verbazing van de Spanjaarden kwamen ze ongewapend, in ceremonieel tenue.
Toen de Indianen op het plein aankwamen troffen ze niemand aan, behalve een Dominicaner monnik, met een kruis in de ene en een bijbel in de andere hand. De monnik vertelde Atahualpa over het Christelijk geloof en overhandigde hem een missaal, een talisman waar de geest van de goden in zat. Vergeleken met de talismannen die de Inca's kenden was het een klein nietig voorwerp, en Atahualpa gooide het weg. Hierop raadde de monnik Pizarro sterk aan om de Inca's aan te vallen. Pizarro gaf een sein tot de aanval. Er werden twee kanonnen afgevuurd op de dichte groep Indianen. De Spanjaarden kwamen gewapend de gebouwen uitrennen en stortten zich op de ongewapende menigte.
De aanval was bedoeld om Atahualpa te pakken te krijgen. Zijn edelen probeerden hem te beschermen, maar velen die niet bekend waren met zulke machtige wapens verloren hun handen bij hun vergeefse poging de draagstoel in de hoogte te houden. De Spanjaarden richtten op het plein en de omliggende straten een enorm bloedbad aan. Pizarro zelf sleepte Atahualpa een gebouw in en liet hem daar streng bewaken. Intussen ging de slachting onverminderd door. In de twee uur voor het donker werd sneuvelden rond Cajamarca zo'n 6000 Inca-krijgers.
7 Hoe konden de Spanjaarden winnen van de grote groep Inca's?
Vanaf dat moment beheersten de Spanjaarden het Inca-rijk. Men heeft later nog een verklaring proberen te vinden voor de fatale vergissing van Atahualpa om ongewapend te komen. Waarschijnlijk had hij zich laten misleiden door de Spanjaarden die spraken over vriendschap en het sluiten van verbonden. Toen zijn spionnen hem vertelden dat de blanken zich hadden teruggetrokken in de gebouwen van Cajamacra dacht hij waarschijnlijk aan lafheid in plaats van een hinderlaag.
Omdat het leger van Atahualpa zoveel malen groter was had hij er waarschijnlijk niet aan gedacht dat zo'n nietige minderheid van minder dan 200 man zijn grote leger dat maar liefst 85.000 man telde op zijn terrein aan zou vallen. Door zijn gebrek aan inzicht in de mentaliteit en kennis van de vreemdelingen had Atahualpa geen idee van het enorme vertrouwen dat Pizarro en zijn mannen in zichzelf hadden (dat zij te danken hadden aan hun superioriteitsgevoel) ten opzichte van de mensen in de Nieuwe Wereld. Ze haalden moed uit de overtuiging dat ze werden gesteund door God, het machtige rijk van Karel V, en de grote kracht en invloed van de Europese beschaving. De Inca's hadden een vergelijkbaar vertrouwen in hun lot, maar dat verdween door tragische gebeurtenissen zoals de pokkenepidemie en de burgeroorlog in hun rijk.
8 Atahualpa in gevangenschap
De bevelvoerende generaal Rumiñavi vluchtte met zijn manschappen naar Quito zodra hij hoorde
van de gevangenname van zijn leider Atahualpa en de enorme slachting. Twee andere ervaren generaals bevonden zich in Cuzco. Voor Atahualpa was het noodzakelijk dat de zijn
troepen op afstand bleven. Wanneer zij een aanval zouden doen, zou hij misschien vermoord
worden door de Spanjaarden. Atahualpa werd in gevangenschap nog steeds vorstelijk behandeld.
In de streng bewaakte vertrekken die hem werden toegewezen woonden ook zijn vrouwen, kinderen en bedienden. Zijn onderdanen kwamen hem daar vragen om bevelen die strikt werden opgevolgd. Hij bleef zo op de hoogte van alle gebeurtenissen in het land. Hij kon zo ook geheime boodschappen doorgeven. Atahualpa kwam er al snel achter dat de Spanjaarden op zoek waren naar rijkdom. Hij stelde voor om zichzelf vrij te kopen door betaling van het grootste losgeld in de geschiedenis. Hij beloofde het vertrek waarin hij werd vastgehouden tot boven het hoofd te vullen met goud. Ook zou hij een hut 'twee maal met zilver' vullen. Toen hij dit voorstelde dachten de
Spanjaarden dat hij hen voor de gek hield, dus tekende hij een verklaring. Kort daarna werden er grote hoeveelheden goud aangevoerd, van gouden bekers en vazen tot afgodsbeelden en diverse replica's van allerlei planten en dieren.
Ondanks dat Atahualpa nakwam wat hij beloofd had, tekende hij als het ware zijn eigen doodvonnis, doordat hij alweer zijn tegenstanders verkeerd inschatte. Voor de Inca's had goud slechts een geringe waarde: ze hadden er toch genoeg van. Vanwege hun waardering voor arbeid hechtten ze veel meer waarde aan textielsoorten doordat elk stuk textiel duizenden uren werk aan het weefgetouw kostte. In hun rijk was textiel het echte betaalmiddel. Hij kon de waarde die Europeanen aan goud hechten niet inschatten. Hij kon niet begrijpen dat de Spanjaarden met niets minder dan de gehele rijkdom van het Inca-rijk genoegen zouden nemen. In plaats daarvan was hij bezorgd dat de gevangen zittende Huascar een grotere schat aan de Spanjaarden zou schenken in ruil voor zijn vrijheid. Daarom gaf hij het bevel zijn broer te doden, die daarop met zijn vrouw en moeder werd vermoord.
De geruchten over de rijkdom van de Inca's hadden. Nieuwkomers aangetrokken die op geld uit waren. Pizarro en zijn mannen zouden het geld onder elkaar verdelen. Het goud woog in omgesmolten toestand 5000 kilo en het zilver woog 9700 kilo. Omdat alles dat werd buitgemaakt terwijl Atahualpa nog in leven was werd beschouwd als deel van de losprijs, werden de nieuwkomers gedwongen Atahualpa te vermoorden om aan geld te komen. Ze verspreidden het gerucht dat Atahualpa om vrij te komen een aanval van het Inca-leger voorbereidde, en dit zorgde voor angst bij de Spanjaarden. Atahualpa, die zich ervan bewust was wat er gaande was, legde zich erbij neer dat hij snel zou sterven. Nu hield hij zich bezig met het bereiken van onsterfelijkheid. Hij kreeg het eeuwige leven wanneer hij op de juiste wijze werd gemummificeerd.
Pizarro probeerde zijn mannen tegen te houden van overhaaste daden, maar uiteindelijk stemde hij in met de executie van de Inca Atahualpa. Er werd besloten om Atahualpa levend te verbranden. Atahualpa was zeer droevig toen hij dit bericht hoorde, omdat hij zo nooit onsterfelijk zou worden, zoals dat gebeurde met alle overleden Sapa-Inca's.
Toen hij reeds aan de brandpaal vastgebonden was, deed een monnik de laatste poging tot bekering. Atahualpa realiseerde zich dat hij zou worden gewurgd in plaats van verbrand als hij zich bekeerde, dus dat deed hij om nog een kans te hebben om uiteindelijk onsterfelijk te worden wanneer zijn lichaam aan het volk zou worden overgedragen. Maar nadat de Spanjaarden hem hadden gewurgd zouden zij als laatste daad van verraad een deel van zijn lichaam verbranden. Daarna werden de restanten van het lichaam begraven.
9 De Spanjaarden komen naar Cuzco
Ondanks het wantrouwen dat Pizarro in Atahualpa had zag hij ook voordelen in het hebben van een inheemse vorst. Zo zou de bevolking rustig blijven. Pizarro koos Manco Inca, ook een zoon van Huayna Capac, om de troon op te volgen. Hij was zeer geliefd bij het volk, ook in Cuzco waar de vorige keizer Huascar had geregeerd. Maar de bevolking nam geen enkel risico: voordat de Spanjaarden hun stad binnen trokken verborgen zij alle kostbare bezitten, zoals goud, mummies van vroegere keizers en andere waardevolle voorwerpen. Ondanks dit wantrouwen werden de Spanjaarden verwelkomd als beschermers.
De Inca's kwamen er als snel achter hoe ze zich hadden vergist. Wanneer zij andere volken onderwierpen, lieten ze de plaatselijk hoofdmannen in hun waarde, op voorwaarde dat zij samenwerkten met de Inca-gouverneurs. De Spanjaarden waren niet zo ruimdenkend. Ze toonden geen enkel respect voor de Manco of Inca-gewoonten. De situatie werd verergerd toen Pizarro vanuit Cuzco naar de kust ging om daar een nieuwe hoofdstad, Lima, op te richten. Hij droeg het bevel over aan zijn jongere broer Gonzalo, met aan zijn zijde een andere broer, Juan. Gonzalo behandelde Manco met grote minachting. Toen vanuit het hele rijk berichten kwamen over de Spaanse wreedheden weigerde Manco nog langer mee te werken. Hij besloot uit Cuzco te ontsnappen, maar werd gevangen en opgesloten.
Kort nadat Gonzalo was vertrokken om wraak te nemen op moord van enkele landgenoten, wist Manco Hernando Pizarro, weer een andere broer van Francisco Pizarro, over te halen om hem vrij te laten zodat hij kon bidden bij een gouden beeld van zijn vader. Hij beweerde het beeld aan Hernando te willen schenken, en hij werd vrijgelaten. Eenmaal buiten Cuzco riep hij zijn volk bijeen om in opstand te komen. Daarmee hadden de Inca's eindelijk een leider die zich sterk tegen de Spanjaarden verzette, en met tienduizenden tegelijk sloten ze zich bij hem aan. Toen ontving Francizco Pizarro het angstaanjagende bericht, dat Cuzco door de Inca's werd belegerd.
10 De belegering van Cuzco
De belegering zou bijna een jaar duren. Gedurende deze periode was de Inca-hoofdstad bijna volledig afgesloten van de rest van het land. Een hevige twee weken durende veldslag om het bezit van de tempel van Sacsahuaman werd door de Spanjaarden gewonnen. Tijdens het beleg werden de Spanjaarden voortdurend voorzien van voedseldoor Indiaanse collaborateurs. Onder deze verraders waren enkele familieleden van Manco die bang waren voor wraak vanwege hun eerdere steun aan de Europeanen. Het beleg stortte in toen er Spaanse versterkingen kwamen. Manco's volgelingen zagen in dat hun best kans voorbij was en de meesten trokken weg.
11 Het einde voor de Inca's
De Spaanse verovering had voor de bevolking van het Inca-rijk drastische gevolgen. De schok van de nederlaag was meer dan zij konden verdragen, en met de ineenstorting van hun rijk verloren zij de zin wil om te leven. Volgens schattingen was het inwonersaantal van Tahuantinsuyu in de 50 jaar na de komst van de Spanjaarden van 7 miljoen teruggelopen tot een kleine 500.000, er was nog maar 7% van de vroegere bevolking over. De mensen die niet waren getroffen door de pokken of de mazelen moesten onder dwang werken. Vele kustbewoners stierven door uitputting doordat zij grote lasten de bergen op moesten dragen. Anderen stierven in goud- en zilvermijnen.
Het mooie land met zijn historische onderdelen had veel onder de bezetting van de Europeanen te lijden. Paleizen werden geruimd en zonnetempels verwoest. De keizerlijke mummies werden verbrand en bijna alle kunstwerken en beelden van goud en zilver werden omgesmolten tot geldstukken. De rest werd naar Spanje gestuurd als geschenk aan Karel V, die deze uiteindelijk ook heeft omgesmolten toen hij krap bij kas zat.
Een klein deel van de Inca's zetten de strijd voort. Na het mislukken van het beleg op Cuzco voerde Manco 20.000 volgelingen naar een afgelegen oerwoudgebied. Hier vestigden zij zich in 1536 opnieuw en ze bouwden een prachtig netwerk van straten en kanalen uit de rots. De stad werd Vilcabamba genoemd. De Inca's zouden hier nog 35 jaar wonen. Vanuit het oerwoud probeerden ze de Spanjaarden het leven zuur te maken in een guerilla-oorlog.
In 1572 besloten de Spanjaarden een eind te maken aan dit restant van de Inca-macht. Toen ze Vilcabamba bereikten troffen ze een brandende verlaten stad aan. De Inca's hadden hun terrein verlaten en de stad in brand gestoken. De Spanjaarden achtervolgden hen tot diep in het oerwoud en uiteindelijk hadden ze hun leider, Tupac Amaru, in handen. Hij werd meegenomen naar Cuzco en onthoofd. Dit betekende het einde voor de Inca's.
Vilcabamba bleef verlaten, het oerwoud verborg de tempels en paleizen onder een mantel van planten en bomen. Vanaf 1911 zijn verschillende archeologen en ontdekkingsreizigers naar Vilcabamba teruggekeerd, in de hoop de laatste geheimen van de Inca's te achterhalen. Hoewel er veel achterhaald is weet niemand of er nog meer geheimen hebben achtergelaten of dat het verhaal van de Inca's echt compleet is.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: