En we stuitten op een van de meest georganiseerde beschavingen die we ooit hebben gezien. Iedereen had een taak, het rechtssysteem was perfect en de bouwwerken waren ongeëvenaard. We zoeken de mysteries op en berichten u via nieuws, links en foto's. In deze club behandelen we de geschiedenis en de cultuur van de oud-amerikaanse volkeren met nadruk op de Inca's.
De Inca's zijn een oude Indianenstam die tot 1531 in Peru (Zuid-Amerika) leefden. Op de kaart kun je goed zien waar het Inca rijk lag. Het Inca rijk was dus best groot. Rond 1531 was Zuid-Amerika nog niet ontdekt. Dus niemand wist dat het rijk van de Inca's daar lag. De Europeanen wisten wel dat Zuid-Amerika bestond. Zij noemden dit de Nieuwe Wereld. De Europeanen wilden toen veel land veroveren, want nieuw ontdekt gebied was dan van hun land. Vooral de Spanjaarden waren hier fanatiek in. Ze wisten dat de Nieuwe Wereld groot was, maar ze wisten niet hoe groot. De Spanjaarden hadden een verhaal gehoord over een rijk dat midden in Zuid-Amerika lag en dat rijk was gemaakt van goud of zilver. Er waren een Spanjaarden die dolgraag dat goud of zilver zelf in handen wilden hebben, dus zij gingen op zoek naar dit rijk. Het rijk van de Inca's.
Vlak voordat de Spanjaarden het rijk binnenkwamen, was er in het Inca rijk een oorlog. De oorlog ging tussen twee zoons van een overleden Inca koning. Deze twee zoons Atahualpa (a-ta-hoe-alpa) en Huascar (hoe-as-kar) wilden allebei koning worden. Atahualpa won en werd koning.
De Spanjaarden hadden hiervan gehoord en gingen daarom naar Atahualpa toe. Zij wilden dat de koning zich zou onderwerpen, maar dat wilde de koning niet. De Spanjaarden zetten daarom de koning gevangen. Atahualpa wist dat de Spanjaarden op zoek naar goud en zilver waren. In ruil voor zijn vrijheid liet hij de kamer waarin hij gevangen zat opvullen met goud en zilver. De Spanjaarden stemden hiermee in en uit het hele rijk werd goud en zilver aangevoerd. Alleen kreeg Atahualpa niet zijn vrijheid, hij werd alsnog vermoord.
Doordat de Inca's niet konden schrijven weten we ook niet goed hoe de mensen leefden. De Spanjaarden hebben wel iets opgeschreven, maar we weten niet of dit allemaal waar is. De Spanjaarden hadden gehoord dat er in het rijk van de Inca's veel goud te vinden was. Dit was geen sprookje. In de grond kon je veel goud en zilver vinden. Het goud werd uit de grond gehaald en al het goud en zilver moest eerst naar de keizer. Daarna werden er van het goud en zilver maskers en sieraden gemaakt. De Inca's gebruikten hele eenvoudige gereedschappen om spullen te maken. Van hout maakten ze drinkbekers en van wol en katoen werden kleren gemaakt.
Machu Picchu is de naam van een Inca stad. Op de kaart kun je zien waar deze stad gelegen heeft. De Spaanse soldaten veroverden heel veel Incasteden. Daarbij plunderden ze ook deze steden. Maar Machu Picchu hebben ze nooit gevonden, omdat deze stad boven op een berg ligt, op wel 2500 meter hoogte. Daarom is deze stad ook nog zo beroemd, omdat alles er nog net zo uit ziet als vroeger. De stad is pas in 1911 ontdekt (dat is dus bijna 400 jaar later) en het ziet er nog net zo uit als vroeger.
Veel plezier op de club,
De beheerder, calamandja.
De Amerikaanse universiteitsleraar Hiram Bingham III (1875-1956) werd bekend als de ontdekker van de wereldberoemde Incastad Machu Picchu in Peru. Toen hij de stad in 1911 ontdekte kreeg hij een rondleiding van een aantal Peruanen die al tijden in het gebied rond de Incastad woonden. Voor deze locals was Machu Picchu niks nieuws en ze vonden het geen probleem de Amerikaanse reiziger even te laten zien waar hij de (overwoekerde) gebouwen van de oude stad precies kon vinden.
Wanneer kun je iemand eigenlijk een ontdekkingsreiziger noemen? Een goede vraag die ook in het geval van Hiram Bingham III gesteld moet worden. Want zo onbekend was Machu Picchu kennelijk niet. Er woonden nota bene al mensen toen de Amerikaanse ontdekkingsreiziger de ontdekking deed waar hij wereldberoemd door zou worden. Dat laatste geldt natuurlijk ook voor Columbus. Ook in het gebied dat Columbus ontdekte woonden al mensen. Hij kreeg echter geen rondleiding van indianen.
In het boek "De ontdekking van Machu Picchu, in de voetsporen van Hiram Bingham III" komt de vraag ook aan de orde. Volgens auteur Mark Adams - die in de voetsporen van Bingham trad door ook te voet naar de Incastad te reizen - is het onzin Bingham de ‘ontdekker van Machu Picchu’ te noemen:
Zeker is dat hij Machu Picchu niet ontdekt heeft. Misschien was hij wel de ‘wetenschappelijk ontdekker’, zoals een bordje aan de ingang van de ruïnestad vermeldt, maar die benaming vind ik niet van toepassing. (…) Wat je over Bingham in ieder geval wel kon zeggen was dat hij iets veel minder romantisch, maar wel veel belangrijkers had gedaan dan het ontdekken van Machu Picchu. Hij had de ruïnes bekeken en meteen het belang (maar niet de betekenis) ervan ingezien, en er zoveel bekendheid aan gegeven dat ze niet meer met behulp van dynamiet konden worden opgeblazen om naar begraven schatten te zoeken, zoals met Vitcos gebeurd was. Zou Machu Picchu nog bestaan als Bingham het nooit gezien had? Dat is wel zeker. Maar zou het er nog net zo uitzien als nu? Bijna zeker niet.
National Geographic
De conclusie dat Bingham niet de ontdekker van Machu Picchu genoemd moet worden lijkt terecht. Daarmee is echter niet gezegd dat de reis van de Amerikaan niet van belang was. Hiram Bingham III zette Machu Pichu op de kaart. Door hem werd de stad wereldberoemd en maakten velen (beter) kennis met de wereld van de Inca‘s.
De Amerikaan zette overigens niet alleen de Incastad op de kaart. Ook voor National Geographic Magazine was de ontdekking van groot belang. De oplage was door Binghams artikel over de reis en “ontdekking” van Machu Pichu verdubbeld.
Het magazine stond in die periode onder leiding van Gilbert Hovey Grosvenor (1875-1966) en die had als opdracht om het blad grondig te veranderen. Van een wat een droog wetenschappelijk blad tot een aantrekkelijk tijdschrift voor een breed publiek. Grosvenor koos ervoor om veel meer ruimte in het blad te gaan reserveren voor foto’s en daarnaast wilde hij meer plek maken voor heldenverhalen. In de laatste jaren van de twintigste eeuw steeg de oplage enorm: van ongeveer duizend naar meer dan tachtigduizend.
Hiram Bingham had Grosvenor in 1906 en 1908 gevraagd om geld voor zijn expeditie naar Peru. Tevergeefs. Toen de baas van National Geographic Magazine later de eerste verhalen over Machu Pichu las, besefte hij dat het verhaal van Bingham ideaal was voor zijn blad. Grosvenor wist al snel een verhaal los te peuteren en publiceerde dat groots, met uiteraard veel foto’s. Voor het eerst in de geschiedenis van het blad werd in 1913 een heel nummer aan één onderwerp besteed: Machu Picchu.
Gestolen Inca-schatten
Peru en de Amerikaanse universiteit Yale zijn al tijden verwikkeld in een juridische strijd om een groot aantal kunstschatten die Hiram Bingham vanuit Peru naar Amerika zou hebben gesmokkeld. Ook deze kwestie komt in het boek van Mark Adams uitgebreid aan de orde.
Als ontdekkingsreiziger Hiram Bingham in 1912 opnieuw naar Machu Picchu reist om onderzoek te doen, moedigt Gilbert Grosvenor hem aan veel artefacten mee te nemen. Hij schrijft:
Wij hopen allemaal van harte dat u opgravingen kunt doen en een scheepslading antiquiteiten mee kunt nemen voor uw museum in Yale.
Volgens Adams moet men niet ter erg opkijken van zo’n oproep:
Dergelijke toejuichingen zijn nu misschien onvoorstelbaar, maar in die tijd waren ze volken normaal. Peruaanse artefacten en kunstschatten waren al zonder enige restricties uit het land weggevoerd sinds Francisco Pizarro losgeld eiste voor Atahualpa.
Het bleek echter helemaal niet zo eenvoudig om Machu Picchu ´kaal te plukken´. Nadat de Incastad wereldnieuws was geworden zetten veel Peruaanse intellectuelen alles op alles om de inheemse schatten voor hun land te bewaren. Schatten opgraven was dus één, maar ze het land uitkrijgen was twee.
Bingham liet de moeizame opgravingen uiteindelijk over aan een van zijn medewerkers. Grote schatten werden echter niet gevonden. Onder de mooiste vondsten bevonden zich enkele bronzen voorwerpen, zilveren kledingspelden en een koperen armband. Er werden 93 kisten volgemaakt. De inhoud bestond vooral uit gebroken aardewerk en menselijke resten en dat viel nogal tegen.
Over deze kisten met inhoud gaat de strijd tussen Yale en de Peruaanse overheid doorgaans. Aanvankelijk had Peru in 1912 verboden de kisten naar Amerika te vervoeren maar uiteindelijk kwam er toch toestemming, maar wel onder één belangrijke voorwaarde: Peru hield zich het recht voor de objecten terug te vorderen. Al jaren zijn de universiteit met elkaar in discussie over teruggave van de objecten. In 2008 werd er overeenstemming bereikt maar uiteindelijk kwam er weer een kink in de kabel. Er kon geen overeenstemming worden bereikt over de hoeveelheid voorwerpen die door de universiteit teruggestuurd zouden worden.
Wat vaak vergeten wordt is dat Bingham niet alleen maar objecten vanuit Machu Picchu naar Amerika vervoerde. Tijdens zijn reizen kocht hij enkele honderden oude Inca-objecten en smokkelde die vervolgens Peru uit. Veel van die objecten zijn indrukwekkender dan de stukken die afkomstig zijn uit Machu Picchu, schrijft Adams.
In de voetsporen van...
Mark Adams is redacteur bij verschillende reismagazines. Dat hij voor zijn werk talloze, soms ook gortdroge, reisboeken heeft gerecenseerd is te merken. Adams weet hoe hij een verhaal moet opbouwen, schrijft toegankelijk, maar blijft inhoudelijk en strooit zo nu en dan met humoristische anekdotes.
De auteur zet zich in het begin van het boek neer als een wat grijze muis die eigenlijk altijd achter zijn bureau heeft gezeten. Die grijze muis trok er echter wel op uit om een zware voetreis te maken naar Machu Picchu, samen met een wat antisociale Australiër die alles over de Inca’s weet en een groepje gidsen die alleen maar Quechua spreken en cocabladeren kauwen. Na een stuntelig begin maakt Adams zich het leven in de Peruaanse jungle steeds meer eigen.
Onderweg beschrijft hij niet alleen de zoektocht naar Machu Picchu. Hij staat ook stil bij de astrologische wereld van de Inca’s, de komst van de Spaanse veroveraars in de zestiende eeuw, de ondergang van het Inca-rijk, de achtergronden van Hiram Bingham en de kwestie van de kunstschatten. Een uitermate lezenswaardig boek waarin op een speelse manier allerlei wetenswaardigheden over de Inca’s de revue passeren.
De ontdekking van Machu Picchu - Mark Adams
In de voetsporen van Hiram Bingham
ISBN: 9789048814695
Uitgever: National Geographic Boeken
Paperback, 320 pagina's
Prijs: € 17,90
Bron: Yuri Visser; Historiek.net
Op de regenachtige morgen van 24 juli 1911 worstelde Hiram Bingham zich zwoegend naar de top van de Oude Berg in het hart van de Andes. De begeleiders van de Amerikaanse archeoloog en avonturier hadden de moed al opgegeven dat zij Vilcabamba zouden ontdekken, de stad die in de oude kronieken werd genoemd als het laatste toevluchtsoord van het Incaverzet tegen de Spaanse veroveraars.
Maar het doorzettingsvermogen van Bingham werd beloond. Weliswaar vond hij Vilcabamba niet, maar eenmaal boven op de berg, hoog boven de rivier Urubamba, stuitte hij op de overwoekerde ruïnes van een complete stad: Machu Picchu (Oude Berg). Toen de schatzoekers de vegetatie begonnen weg te kappen, verschenen de goed geconserveerde resten van een van de meest superbe creaties van de mens in Zuid-Amerika.
In 2007 werd Machu Picchu door internetters wereldwijd terecht gekozen tot een van de zeven wereldwonderen. Het oord is uitgegroeid tot het symbool van de identiteit van Peru. En tot de kaskraker van het land. In 2009 trok Machu Picchu 800.000 bezoekers. Dat aantal daalde een jaar later fors nadat de spoorlijn tussen de citadel en de oude Incahoofdstad Cuzco in januari 2010 deels werd weggespoeld door de regen. De ontoegankelijkheid maakt deel uit van het romantische imago van Machu Picchu: je kan er alleen heen met de boemeltrein, tenzij je het pad der Inca’s verkiest en de conditie hebt voor een voetreis van drie dagen door het hooggebergte.
Machu Picchu is gebouwd tussen 1450 en 1480 door de Incaheerser Pachacútec, die zijn rijk tot het belangrijkste prekoloniale imperium van Zuid-Amerika maakte. Hij gaf de aanzet tot het in de godenstand verheffen van de Incaheersers, die Zonen van de Zon werden. Pachacútec was een groot architect en urbanist, die na de grootscheepse reconstructie van de hoofdstad Cuzco begon met de aanleg van zijn buitenverblijf: Machu Picchu. Het koninklijk landgoed werd bestierd door een leger bedienden, dat na de dood van de monarch zorg moest dragen voor zijn mummie en zijn eeuwige cultus. De vorst bezocht zijn buitenverblijf slechts op gezette tijden. De bedienden kregen er hun laatste rustplaats, een koningsgraf is nooit gevonden.
Playboy-professor
Hiram Bingham was de inspiratiebron voor Indiana Jones, de door Har- rison Ford gespeelde held uit de filmcyclus van Steven Spielberg. Een avontuurlijke playboy-professor van Yale, die al een paar jaar door Zuid-Amerika had gezworven op zoek naar ‘verdwenen’ steden.
Op de faam die hij als ‘ontdekker’ van Machu Picchu verwierf, bouwde Bingham een politieke carrière. In 1924 werd hij gouverneur van Connecticut, zij slechts voor één dag, omdat hij werd verkozen tot Republikeins senator om de plaats in te nemen van een collega die zelfmoord had gepleegd.
‘De verdwenen stad’ was grotendeels een mythe die door Bingham zelf was gecreëerd. Wetenschappers zijn het er allang over eens dat de stad nooit ‘verdwenen’ is geweest. Bovendien ging de Peruaan Agustín Lizarraga de Amerikaan in 1902 voor. Bingham wist dat, maar elimineerde hem uit zijn boek ‘The Lost City of the Incas’, dat hij 37 jaar later schreef. Machu Picchu was niet lost, maar Bingham maakte de wereld bekend met het cultuurhistorische belang van de plaats.
Ondanks alle bedenkingen heeft de Peruaanse overheid gekozen voor 24 juli om op grootse wijze ‘de honderdste verjaardag van de ontdekking van Machu Picchu voor de wereld’ te vieren.
Klapmes
Binghams reputatie als serieuze archeoloog heeft niet lang standgehouden. Al is hij niet zo diep gezakt als zijn alter ego in de film, Indiana Jones, die zich in de laatste episode van de sage weer eens gedraagt als een ordinaire grafrover door een mummie open te snijden met het klapmes van zijn zoon. ‘This belongs in a museum’, roept hij herhaaldelijk. De vraag is echter in welk museum.
Zeker is dat Bingham van een held is verworden tot ‘de grootste plunderaar van Peru’. In 1912 en in 1914-15 leidde hij nieuwe expedities naar Machu Picchu, die in Peruaanse ogen niets anders waren dan plunderingen. Honderden graven haalde hij leeg. En alles wat hij vond, stuurde hij naar de universiteit van Yale. In totaal 46.323 items, inclusief mummies en gouden voorwerpen.
Alle schatten belandden in het Peabody Museum of National Art van Yale. Na een jarenlange juridische en diplomatieke strijd is de universiteit eindelijk begonnen de voorwerpen terug te geven die het museum slechts in bruikleen had. De eerste 300 stukken zijn sinds maart te bezichtigen in Cuzco. De Peruaanse president Alan García zegt dat de rest snel volgt, maar geen mens gelooft dat Yale alle 46.323 stukken zal terugsturen naar het land van herkomst.
Machu Picchu is daardoor niet alleen het symbool van de Peruaanse identiteit maar ook van de massale plundering van pre-Columbiaanse schatten in Latijns-Amerika. Veel Peruanen beschouwen Hiram Bingham als de beruchtste der huaqueros, die in Peru bijna een beroepsgroep vormen. Huaqueo is een synoniem voor illegale opgraving en plundering. De plaatselijke bevolking bezondigt zich er op grote schaal aan, door gewapend met houwelen - of erger: dynamiet - de huacas te open. Dat woord uit de indiaanse taal Aymara betekent zoveel als heilige plaats of tempel.
Lijkenpikkers
Omdat ze vooral goedgevulde graven zoeken, kan je de huaqueros nog het best omschrijven als lijkenpikkers. Terwijl ze er niets eens rijk van worden. De huaqueros verkopen hun vondsten voor een appel en een ei aan tussenhandelaren, die de weg kennen naar de privéverzamelaars en de veilinghuizen in Parijs, Londen of New York waar de archeologische kunststukken voor astronomische prijzen van de hand gaan. Het veilinghuis Sotheby’s meldt op zijn internetpagina dat in de afgelopen vijf jaar kopers voor 12,7 miljoen dollar aan pre-Columbiaanse kunst hebben aangeschaft.
Het plunderen gebeurt al sinds de 19de eeuw, toen in Europa en de Verenigde Staten de belangstelling voor die kunst toenam. Het begon als een zondags tijdverdrijf van landeigenaren, die als sport opgravingen organiseerden. Gaandeweg groeide de activiteit uit tot een even lucratieve als destructieve bezigheid. Alleen de gevonden keramische kunststukken werden onmiddellijk verkocht, alles van edelmetaal werd simpelweg omgesmolten. De huaqueros wissen zo nog steeds hele episoden van de Peruaanse geschiedenis uit.
Jaime Quinteros geldt als een van de grootste lijkenpikkers van Peru. 35 jaar lang plunderde hij archeologische sites. Bij zijn arrestatie in 2004 had hij1. 661 archeologische pronkstukken in zijn bezit. Dat was niets vergeleken bij wat hij al van de hand had gedaan, zei hij. ‘Wat rest, is alleen nog het vet, de biefstuk is al lang verkocht.’
Jaarlijks nemen politiekorpsen in verscheidene landen duizenden stukken in beslag, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Quinteros vertelde de politie dat de Amerikaan David Bernstein een van zijn belangrijkste afnemers was. De gespecialiseerde antiquair, wiens winkel is gevestigd aan Park Avenue in New York, garandeert op zijn website (Precolumbianart4sale.com) de authenticiteit van alle duizenden stukken die hij aanbiedt, maar rept met geen woord over de herkomst.
Rode lijst
Overal in Peru vind je sporen van oude culturen en nog steeds worden complete steden herontdekt. Het land telt meer dan tienduizend archeologische sites die geregistreerd zijn maar wegens geldgebrek nog niet zijn ontwikkeld. Peru is letterlijk een goudmijn voor kunsthandelaren die dankbaar het illegale werk van de grafschenners accepteren. Een berg in dit land is vaak een berg, maar ook heel vaak een verborgen piramide. En als er holen in zijn gegraven, dan weet je het zeker.
Latijns-Amerika is door de eeuwen heen op grote schaal cultureel geplunderd. Tot vandaag. Vooral Peru, Mexico en Guatemala, de belangrijkste centra in de oudheid, zijn ‘in trek’. Europa en de Verenigde Staten tellen naar schatting 3.500 wettige verzamelaars, die meer dan 3 miljoen pre-Columbiaanse kunstwerken bezitten. ‘Maar een onbekend aantal clandestiene verzamelaars zou wel eens eigenaar kunnen zijn van 25 procent van het verleden van het continent’, schrijft de Venezolaan Fernando Báez in zijn boek ‘De culturele plundering van Latijns-Amerika’.
De Peruaanse overheid heeft een ‘Rode lijst van bedreigde Peruaanse antieke voorwerpen’ gepubliceerd, met de geregistreerde objecten die door huaqueros zijn gestolen, voor zover die bekend zijn. Met de regelmaat van de klok duiken die op bij de grote veilinghuizen. Zo moest Christie’s in New York enkele jaren geleden een veiling van pre-Columbiaanse voorwerpen annuleren, nadat was gebleken dat er 24 in Peru waren gestolen.
Illusie
De teruggevonden kunstvoorwerpen vormen een miniem deel van wat is ontvreemd en verkocht aan verzamelaars. De Peruaanse staat heeft bijna 200 juridische en diplomatieke processen in andere landen lopen om duizenden geroofde stukken terug te krijgen.
Dat de complete inventaris van Machu Picchu die door de levensechte Indiana Jones naar de Universiteit van Yale is verscheept, ooit terugkomt, lijkt een illusie. Maar in elk geval is een begin gemaakt en kunnen Peruanen en buitenlandse toeristen zich nu vergapen aan de stukken die zijn tentoongesteld in een koloniaal paleis in Cuzco.
Gelukkig hebben Hiram Bingham en alle plunderaars voor en na hem de stenen met rust gelaten. Daardoor kunnen we ons bij de honderdste viering van de ‘herontdekking van de verloren stad’ nog steeds vergapen aan de paleizen, huizen en terrassen van Machu Picchu. Inca-heerser Pachacútec, de bouwer van dit moois, liet zichzelf aanbidden als een Zoon van de Zon. Wie nu, vijfhonderd jaar later, de toegangspoort passeert van het complex dat balanceert op de Andestoppen, zal het beamen: dit kan alleen het werk zijn van goden.
Bron: Cees ZOON; "De grootste kunstroof aller tijden"; De TIJD, 23 juli 2011.
Nog nooit werden de gevolgen van de reis van Columbus in 1492 zo vergaand in beeld gebracht als Charles C. Mann in zijn nieuwe boek doet. De globalisering begon al vijf eeuwen geleden.
In ons aller hoofden zijn het associaties geworden, waarbij we geen vragen meer stellen. Tomatensaus hoort bij de pasta's uit Italië. Zwitserland geniet wereldfaam dankzij chocolade. De pittige Thaise keuken is ondenkbaar zonder kwistig gebruik van paprika's. In werkelijkheid komen al deze uithangborden van nationale culinaire cultuur van elders.
Pre-Columbiaans Amerika
De Amerikaanse publicist Charles C. Mann haalt in zijn boek '1493' over de ontdekking van Amerika ook een Filippijns kinderliedje aan dat de planten van het land bezingt. Botanici weten feilloos uit te leggen dat ze stuk voor stuk ooit zijn ingevoerd vanuit Amerika, Afrika of het vasteland van Azië.
Mann, journalist voor onder meer Science, The New York Times en The Washington Post, publiceerde eerder '1491' over de ontdekking van pre-Columbiaans Amerika. Dat boek rekende af met het vooroordeel dat de beschaving pas in 1492 naar de Nieuwe Wereld kwam. Manns fascinatie met de reis van Columbus als keerpunt in de wereldgeschiedenis bleef. Zijn nieuwe boek '1493' is een logisch vervolg dat een spiegelbeeldige wereld beschrijft.
Van een volstrekt geïsoleerd werelddeel werd het een continent dat in een mum van tijd verbindingen had met alle uithoeken van de aarde. De ontdekkingsreizen zorgden voor contacten tussen ecosystemen en samenlevingen die miljoenen jaren van elkaar gescheiden waren geweest. Dankzij Columbus werd niet zozeer een Nieuwe Wereld ontdekt, betoogt Mann, maar een Nieuwe Wereld geschapen.
Globalisering
Voor ecologen is de Columbiaanse uitwisseling misschien wel de ingrijpendste en belangrijkste gebeurtenis sinds het uitsterven van de dinosauriërs. De economische en politieke impact deed er nauwelijks voor onder. Globalisering is als verschijnsel minstens vijf eeuwen oud.
Na de ontdekking van Amerika in 1492 kwamen verbazingwekkend snel netwerken tot stand, waarlangs planten, dieren en mensen hun weg vonden. En met hen micro-organismen, ziekteverwekkers die vooral in de Amerika's onbarmhartig toesloegen. Het ontaardde in een demografische ramp die in de geschiedenis zijn gelijke niet kent: driekwart of meer van de bevolking van het halfrond legde in de zestiende en zeventiende eeuw het loodje.
Daartegenover stond het profijt dat bijvoorbeeld Europa en China hadden van al die nieuwe voedingsmiddelen van elders. Het maakte dat de bevolking daar kon groeien. Het zorgde er bovendien voor dat de landbouw die groei van het aantal te voeden monden kon bijhouden. Sterker, na 1492 werden grote hongersnoden zeldzamer. Een voedzaam product als de aardappel leverde daaraan een grote bijdrage.
Inzichten en kennis
Met groot gemak vermengt Mann in '1493' geschiedenis met natuurwetenschappen. Op die manier schotelt hij de lezer niet alleen aantrekkelijke verhalen voor, maar voert hij hem ook voortdurend met inzichten en kennis.
De grootste zilvervondst ooit, in 1545 in het uiterste zuiden van Bolivia, leidde tot complete gekte. Begin zeventiende eeuw lag op deze plaats de hoogstgelegen en rijkste stad ter wereld: Potosí, in grootte vergelijkbaar met het Londen en Amsterdam van die dagen. Decadentie en wetteloosheid vierden er hoogtij.
Mann noemt het Mexico-Stad uit die tijd een regelrechte voorloper van de eenentwigste-eeuwse megalopolis, een rauwe mix van culturen. Toen al was het vizier meer gericht op Azië dan op Europa. In de veronderstelling dat het land veel dichterbij lag dan in werkelijkheid het geval was, gold China als de belangrijkste fascinatie.
Dat keizerrijk, ver voor op de rest van de wereld, ging aanvankelijk ook op ontdekking uit, maar stopte ermee - zoals later ook de Verenigde Staten een punt zouden zetten achter de trips naar de maan: de kosten wogen niet op tegen de baten. Technisch lagen de Chinezen lichtjaren voor op anderen en aan grondstoffen kwamen ze toch wel. Op de langere termijn bleek die passieve houding een misrekening, die leidde tot machtsverlies.
Rassendenken
De schrijver van '1493' rekent genadeloos af met vooronderstellingen die niet kloppen. Zo speelde rassendenken in de eerste eeuwen na Columbus nog nauwelijks een rol bij de kijk op de in de Amerika's talrijke gemengde huwelijken en relaties. Die preoccupatie dateert van veel later. Tot het begin van de negentiende eeuw waren het overigens voornamelijk Afrikanen die naar de Amerika's gingen, of - beter gezegd - gebracht werden.
Europeanen vormden er slechts een kleine minderheid.
Zo tovert Mann het ene weetje na het andere tevoorschijn: muggen worden uitgeroepen tot de founding fathers van de Verenigde Staten en dankzij malaria duurde de Amerikaanse Burgeroorlog mogelijk jaren langer dan nodig. Wat zich daarbij een beetje wreekt, is dat Mann met '1493' wel erg veel wil. Het boek gaat alle continenten langs en hinkstapspringt door de hele periode tussen de ontdekking van Amerika en de twintigste eeuw.
De auteur is aardig thuis in het door een aardappelziekte verhongerend Ierland en de ecologische rampen die communistisch China over zich afriep, maar dit soort passages roepen tegelijkertijd de vraag op of Mann zich niet beter had kunnen beperken. Het jaar 1800 was een mooi eindpunt geweest. Met de transformatie in drie eeuwen tijd, vóór het echte doorzetten van de industriële revolutie, had zijn betoog ook gestaan als een huis.
Nu worstelt de schrijver met zijn eigen wijdlopigheid. Hij zoekt naar een vorm. Soms introduceert hij elementen uit het reisverhaal, door zijn eigen ervaringen ter plekke te noteren, maar die lijn wordt dan niet doorgezet.
Afzonderlijke delen van het boek beschrijven de gevolgen de Columbiaanse uitwisseling voor delen van de wereld. Daarbinnen wordt per hoofdstuk alles veranderende handelswaren als aardappels, rubber en slaven uitgelicht. Met het verbindende grote verhaal heeft Mann het moeilijker. Dit alles neemt niet weg dat hij een uitermate rijk boek heeft geschreven.
Charles C. Mann: 1493. Hoe de wereld zich ontwikkelde na de ontdekking van Amerika. Nieuw Amsterdam, Amsterdam. ISBN 9789046810347; 688 blz. € 34,95
Godsdienst en slaven bij de Inca's
- Godsdienst
Doordat de Inca's geen schrift kenden, is er weinig bekend over hun godsdienst. Wat men weet is voornamelijk gebaseerd op zestiende-eeuwse teksten van Spaanse priesters en regeringsvertegenwoordigers. De Inca's kenden veel goden en godinnen die allemaal over magische krachten beschikten en allemaal te maken hadden met bepaalde aspecten van het Incabestaan. De meeste Inca's hadden een directe band met de aarde en geloofden dat de goden een grote invloed hadden op hun akkers, gewassen en dieren. Doordat de natuur de god van de Inca's was kwam het vaak voor dat er mensenoffers werden gebracht om die goden gunstig te stemmen bij bijvoorbeeld droogte, overstromingen en vulkaanuitbarstingen. Dit was natuurlijk ook in het belang van het slagen van de oogst. In grotten onder het ijs van de Andes zijn verschillende graven teruggevonden van kinderen, omringd door vele symbolische offergraven in aarden kruiken. Naast mensen offerden de Inca's ook dieren als cavia's of lama's.
De belangrijkste goden van de Inca's waren Viracocha (de oppergod), Inti (de zonnegod) en Quilla (de god van de maan). Sommige Incatempels stonden in nauwe betrekking met de verering van de zonnegod. De Spanjaarden noemden ze dan ook zonnetempels. In de tempels bevonden zich schijven van bladgoud die de zon moesten voorstellen en lieten zien hoe belangrijk de macht van de zonnegod was. De god Viracocha was zowel de vader als de moeder van de zon en de maan. Hij was de oppergod en werd vaak afgebeeld als een oude man met wit haar en een baard. In afgelegen gebieden lagen vaak kleinere Incatempels die uit slechts één vertrek bestonden.
De grote tempels waren vaak onderdeel van een groot, uitgebreid complex waar priesters en hun assistenten in woonden. De belangrijkste tempel stond in de hoofdstad Cuzco. Daar woonde de opperpriester, die familie was van de incavorst, en ook lagere priesters, monniken en bedienden. Priesters moesten offers brengen aan de goden, zieken genezen, de toekomst voorspellen en waren verantwoordelijk voor de bevolking van hun gebeid.
De Inca's geloofden ook in leven na de dood en ze beden dan ook vaak tot hun voorvaderen. De lichamen van de dode heersers waren de heiligste voorwerpen binnen het rijk. Deze lichamen werden behandeld alsof ze nog leefden, in hun paleizen bediend door dienaren en geraadpleegd voor advies over dagelijkse dingen.Inca's die op het platteland woonden vereerden hun voorvaderen op een simpelere manier. Als iemand overleed, werd hij gebalsemd en bijgezet in een tombe in de vorm van een bijenkorf met vaten voedsel en chicha (maïsbier). De familie van de overledene hield acht dagen begrafenisceremonies en droeg een jaar lang zwarte kleding. De vrouwen knipten hun haar af.
Een van de belangrijkste aspecten van de Incareligie was de huaca. Huaca's waren heilige plaatsen met een bijzondere religieuze betekenis en konden daarom als een heilige plaats worden beschouwd. Inca's benaderden de huaca's met de grootste voorzichtigheid om de geest of god niet boos te maken en brachten er een offer, in de vorm van voedsel of een kledingstuk, om de god gunstig te stemmen. Allerlei dingen konden huaca's worden; heuvels, bergen en bronnen langs de weg.De Inca's geloofden dat geesten goede en slechte eigenschappen hadden. Er bestonden geen goden die alleen maar goed of juist alleen maar slecht waren.
- Slaven
De Inca's handelen niet met geld maar met spullen, zoals groenten, specerijen en aardewerk. Er waren dus ook veel boeren bij de Inca's. De boeren waren meestal niet zo erg ar, vergeleken de andere inca's. Als een een inca een broep heeft, heeft hij behoorlijk veel geluk. Want veel inca's waren zwervers en werkloos. Maar van die zwervers werden vaak slaven gemaakt. De slaven moesten hard werken en kregen er bijna niks voor. De slaven kregen met geluk onderdak. Dan sliepen ze in kleine hutjes, met heel veel slaven zaten ze dan opgepropt. De slaven moesten ook wegen bouwen en ook soms huizen.
Sociale gelaagdheid samenleving inca's
uitbreiding Inca rijk:
- Pachacuti (1438 - 1463)
- Tapac Inca (1463 - 1471)
- Tapac Inca (1471 - 1493)
- Huayna Capac (1493 - 1525)
- Latere Inca conquests
Het ‘Incadom’ werd in de 15e eeuw ontdekt door Spaanse ontdekkers, maar natuurlijk leefde dit rijk al een paar eeuwen eerder. De stad Cuzco in het zuiden van Peru was de hoofdstad van het Incarijk. De bevolking bestond op het hoogte punt uit +/- 12 miljoen mensen die 20 verschillende talen spraken.
Zelf noemde de Inca's hun rijk "Tahunantinsuyu"(het rijk van de 4 windstreken).
De Inca's ( de adelijke kaste van de bevolking) hadden de macht in handen, zij waren de afstammelingen van een bevolking die in een vallei bij Cuzco woonden.Later onderwierpen zij buurtvolkeren, daardoor groeide het Inca rijk gestaag door, dit gebeurde onder de achtste Inca koning Viracocha.De opvolgers van deze koning (zonen en klein zonen) veroverde steeds meer gebied totdat het Incarijk gegroeid was zoals op te kaart te zien is.
De Inca's moesten nu een bestuurlijke vorm geven aan het land, deze werd afgekeken van het Chimurijk. In die tijd werd ook Cuzco herbouwd en fungeerde vanaf die tijd als hoofdstad's moesten nu een bestuurlijke vorm geven aan het land, deze werd afgekeken van het Chimurijk. In die tijd werd ook Cuzco herbouwd en fungeerde vanaf die tijd als hoofdstad. In het centrum van de stad stond de zonnetempel, de verering van de zon (Inti) werd staatsgodsdienst.
Cuzco was in 4 kwartieren verdeeld volgens de 4 windstreken, ook het land werd zo verdeeld. Nadat de Spanjaarden het volk ontdekt hadden ging het heel vlug bergafwaarts, in 40 jaar tijd was bijna het hele volk uitgeroeid.De Inca's konden zelf geen schrift maar hadden de Quipu, dit waren touwtjes met knopen erin. Het getallen systeem was net als de onze tientallig, met deze quipus konden de Inca's een nauwkeurige kalender bijhouden.Omdat er een arbeidsplicht was werden er regelmatig tellingen gehouden onder de mannelijke bevolking. Omdat er geen geld bestond werd er door de mensen door deze arbeidsplicht de belasting voldaan aan het rijk.
Belangrijkste middelen van bestaan voor Inca's
Het landbouwjaar was verdeeld in twee seizoenen: de regentijd (van oktober tot mei) en het droge seizoen (van juni tot september). De tijdstippen om te zaaien, te oogsten en de grond te bewerken volgden een strak patroon. Augustus was de ploegmaand. De Incaboeren werkten de grond om met de taclla, een voetploeg. De mannen liepen in een rij achter elkaar naar achteren terwijl ze de grond omploegden. De vrouwen knielden voor de mannen om de grond om te woelen met lampas, een soort schoffels, en gewassen te poten.
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Wat is dit?Je kan je ook aanmelden via een van bovenstaande partner websites. Klik op het icoontje en je bent direct ingelogd op Clubs.nl
Of maak zelf een Clubs account aan:
Statistieken
Expo "Incas Dress Code"
Machu Picchu ligt niet toevallig waar het ligt
03.10.2019 | 00:45
Niet de afgelegen en geïsoleerde locatie, maar de lokale geologie stuurde de Inca’s een steile bergkam op om er een stad te bouwen.
Een van de beroemdste stukjes Unesco-Werelderfgoed zit diep verstopt in het Peruaanse binnenland, boven op een afgelegen bergkam die …
Lees meer…
Expo over pré-Columbiaanse textielkunst
18.12.2018 | 16:17
De altijd nieuwe kleren van de keizer. Hoe gingen de Inca’s gekleed? We weten er frustrerend weinig over, maar de stukken die het Museum Kunst & Geschiedenis in Brussel bijeenbracht zijn betoverend. En wat we wel weten, geeft honger naar meer.
Toen Serge Lemaitre een besch…
Lees meer…
Nieuw bewijs dat droogte de Maya's fataal werd
12.08.2018 | 08:33
Voor het eerst kunnen onderzoekers iets zeggen over hoe droog het rond de val van het machtige Maya-rijk werkelijk was.
Onderzoekers van de Universiteit van Cambridge zijn weer een stapje dichterbij het ontrafelen van het eeuwenoude mysterie over de ondergang van de Maya’s. Zo hebben z…
Lees meer…
1000 jaar oude mummie ontdekt in Peru
09.08.2018 | 13:43
De mummie is gevonden in Pachacamac: een pelgrimsoord voor Inca’s.
De mummie die in Peru is teruggevonden. Onderzoekers van de Vrije Universiteit Brussel troffen de mummie aan in een grafkamer in Pachacamac. “De overledene is nog steeds gewikkeld in een enorme bundel die d…
Lees meer…
Road to Machu Picchu - Peru in 4K
Cracking the Maya code (nederlandstalig)
Inca mummies: Child sacrifice victims fed drugs and alcohol
De spectaculaire Holmul fries.
Gekleurde ceramische pot
Deze keramische pot die een mens voorstelt is ongeveer 1.200 jaar oud. Naast het uizonderijke feit dat de kleuren (rood, oker en groen) goed bewaard bleven, zijn er ook belangrijke attributen over het gehele lichaam die zoudne kunnen wijzen dat het hier om een belangrijk individu gaat die behoorde tot de oude metropolis van Aztompa.
Deze pot werd enige tijd gevonden tijden archeologische opgravingen in Oaxaca.
Machu Picchu Road to the Sky
Video
De Marajo leefden 900 jaar lang, van 1300 tot 400 voor Christus, op het eiland Marajo aan de monding van de Amazone in het Noorden van Brazilië. Daarna zijn ze van de aardbodem verdwenen. Een mysterie dat nog veel archeologen bezig houdt. 'We weten niet welke taal ze spraken', zegt Margaret Young-Sánchez, conservator van de afdeling pre-Columbiaanse kunst van het Denver Art Museum. 'We weten niet eens tot welke etnische groep ze behoorden'. Maar de tentoonstelling die ze heeft samengesteld, maakt duidelijk dat de Marajo prachtig aardewerk maakten.
De tentoonstelling 'Marajo: Oude Keramiek van de monding van de Amazone' is 1 van de 8 delen van de 'Marvelous Mud' tentoonstelling in het Denver Art Museum, die dit weekend geopend wordt. Het Marajo-deel omvat 54 werken uit binnen- en buitenland. Het is de grootste verzameling van Marajokunst, die ooit in de VS werd tentoongesteld. Archeologen en kunsthistorici richtten zich vooral op pre-Columbiaanse culturen, zoals de Inca en de Maya-cultuur. Van bewoners van een eiland met een extreem klimaat (in de ene helft van het jaar zijn er overstromingen en de rest van de tijd is het er kurkdroog) hadden ze al te hoge verwachtingen. Het is pas in de jaren '80 dat ze erachter kwamen dat de Marajo grote terpen hadden gebouwd om de overstromingen tegen te houden en irrigatiesystemen om water op het land het land te krijgen in het droogteseizoen.
Wat Marajo-aardewerk onderscheidt, zijn de geometrische en maas-achtige patronen met uiteenlopende vormen. Sommige patronen zijn los en open, maar de meesten zijn op een ingewikkelde manier met elkaar verweven. De motieven zijn soms figuratief en tonen vaak dieren of afbeeldingen van de overledene op urnen, maar de meesten zijn abstract. De motieven kunnen er op geschilderd zijn, anderen zijn in de klei gekerfd, terwijl nog anderen geboetseerd zijn.
Heel bijzonder is een groep van 8 tanga's. Deze driehoekige, gebogen stukken - die versierd zijn met verschillende abstracte, soms textielachtige patronen - dienden als bedekker van de schaamstreek. Ze waren waarschijnlijk op maat gemaakt voor vrouwelijke Marajo's.
Bronnen: Denver Post, Antiques and the Arts, Tribal Art
Kroon van een pre-Inca priesteres
Google Earth Model of Machu Picchu
Moeder en kind - Mexico 100 BC–AD 200.jpg
Het Walters Art Museum kondigt vandaag een grote schenking aan het museum aan waarvan 70 werken van oud-Amerikaanse kunst met belofte voor nog bijkomend 230 extra geplande giften.
Chimù textiel
Oorsprong: Chimú, centrale kust, Peru, laat tussentijdse periode, A.D. 1200-1290 - "de Chimú gevangene", textiel (fragment). De Chimú-cultuur bestond uit een Amerikaans-Indiaans volk dat de noordelijke kust van Peru, A.D. 1100-1400 bewoonde. Hun hoog ontwikkelde stedelijke cultuur duurde totdat de laatste koning van de Chimú, Minchançaman, door de Inkas werd gevangen genomen.
Mexicaanse monolieten
INAH's web-pagina biedt nu detail van 3 karakteristieke Mexica sculpturen: Coyolxauhqui, Tlaltecuhtli en de Zonnesteen (Piedra del Sol) kunnen on-line worden bewonderd in een interactieve site gemaakt door het Nationaal Instituut voor antropologie en geschiedenis (INAH).
De site met de naam Historia en piedra. Tres monolitos Mexicas (Geschiedenis in steen. Drie Mexicaanse monolieten), hier beschikbaar presenteert hoge resolutiebeelden, video en animatie die studies illustreren uitgevoerd door INAH specialisten gewijd aan archeologie en restauratie.
Tekeningen voor archeologisch onderzoek
Wie de Inca Trail naar Machu Picchu wil afleggen, mag zich opmaken voor een stevige vierdaagse trektocht. Amper 45 kilometer bedraagt het traject, maar er moeten wel drie bergpassen boven de 3.500 meter beklommen worden. Niet de afstand vormt dus de grote uitdaging van de Inca Trail, wel de zware inspanning op grote hoogte.
Voor aanvang van de tocht ben ik er dan ook niet helemaal gerust op. Hoe zal mijn lichaam reageren op die grote hoogte? Wat als ik onderweg last krijg van de zo gevreesde hoogteziekte? En wordt het dragen van die rugzak geen marteling op de flanken van die bergen? Nogal wat twijfels dus, maar tegelijkertijd voel ik ook een enorme drang om het wereldwonder Machu Picchu te voet te bereiken.
Ter voorbereiding op de Inca Trail is het alvast geen overbodige luxe om al enkele dagen van tevoren naar Cuzco af te reizen. De voormalige hoofdstad van het Incarijk ligt boven de 3.000 meter, waardoor het lichaam al wat aan de hoogte kan wennen. Nog een hulpmiddel om de negatieve effecten van de ijle berglucht te neutraliseren, is de cocaplant. Het gebruik van coca biedt heel wat medische voordelen en het kauwen op cocablaadjes is een oude gewoonte van de Inca’s. Het cocasap smaakt wat bitter, maar voor buitenlandse reizigers zijn er al tal van andere afgeleide producten. Uiteraard experimenteer ik niet met het chemisch behandelde en verslavende cocaïne, dat overigens ook in Peru verboden is. Wel proef ik gretig van de thee, de bonbons en de koekjes op basis van coca, dat tot mijn verbazing vrij snel en efficiënt blijkt te werken.
De last van de hoogte blijft dus beperkt en op mijn eerste dag in Cuzco kan ik al op verkenning trekken door de historische binnenstad. De smalle geplaveide straatjes met tal van kleine artiestenateliers, restaurantjes en cafeetjes weten me bijzonder te charmeren. Vooral dan in de buurt van de Plaza Mayor en in de wijk San Blas zit de sfeer er goed in. Ook best charmant zijn de vele uitnodigingen voor een Incamassage of de aankoop van een warme muts van lamawol. Keer op keer weersta ik met een vriendelijke glimlach.
Culturele hoogtestage
Toen de Spanjaarden in het midden van de 16de eeuw Cuzco veroverden, wilden ze de Incabeschaving zo snel mogelijk wissen. Politiek gezien lukte dat, maar op andere domeinen was er veeleer sprake van een artificiële samensmelting tussen de Europese en de Incacultuur.
Een voorbeeld daarvan is onder meer de site van Coricancha. Ten tijde van het Incarijk was dit de belangrijkste zonnetempel, maar de Spaanse kolonisator bouwde er na de verovering een klooster bovenop. De dominicanenkerk en de kloostergangen domineren nu het complex, waar overduidelijk nog tal van sporen uit de Incacultuur bewaard zijn gebleven. Zo staan de kolossale muren, die eeuwen geleden met enorm grote stenen en zonder cement in elkaar werden gevoegd, nog steeds overeind. Perfect zichtbaar zijn ook de trapeziumvormige nissen en vensteropeningen, waarmee de Inca’s hun bouwwerken aardbevingbestendig wisten te maken. Een knap staaltje van architecturaal inzicht.
Zeer bezienswaardig in Cuzco is ook de kathedraal met een rijke verzameling schilderijen van de zogenaamde ‘School van Cuzco’. Die stroming binnen de schilderkunst staat dicht bij de pompeuze Spaanse hoogbarok, maar in de overwegend religieuze afbeeldingen komen de felle kleuren en de symboliek uit de Incacultuur heel duidelijk tot uiting. Nog meer creaties van die School van Cuzco kan ik zowaar aanschouwen vanaf mijn bed in Hotel Monasterio, een voormalig klooster- en universiteitsgebouw dat tot luxehotel is getransformeerd. Het authentieke meubilair en de kunstwerken zijn gelukkig ter plekke gebleven, waardoor een verblijf er toch nog aanvoelt als een reis naar een ver koloniaal verleden.
Honderd jaar na de ontdekking
De avond voor aanvang van de Inca Trail rust ik uit in het binnenhof van Hotel Monasterio, waar ik me ook mentaal voorbereid op de te leveren inspanningen. Ik lees er The Lost City of the Incas, het boek van Hiram Bingham over de ontdekking van Machu Picchu. In 1911 trok deze Amerikaanse avonturier op expeditie door Peru om op zoek te gaan naar Vitcos, het toevluchtsoord van de laatste Incakoningen. Tijdens zijn tocht kreeg Bingham de tip dat er zich hoog in de bergen nog andere indrukwekkende ruïnes bevonden. Dat bleek Machu Picchu te zijn, maar wat had deze plek betekend ten tijde van het Incarijk? Geen enkele historische bron die daar toen al melding van maakte. Bingham fotografeerde zijn ontdekking, zette de site op de kaart en bracht een uitvoerig relaas over zijn tocht inNational Geographic.
Een eeuw later blijkt dat Bingham niet de allereerste westerling was die Machu Picchu bezocht. Zo gingen onder meer de Duitse ingenieur Von Hassel, de Britse missionaris Payne en enkele schattenrovers hem vooraf. Toch blijft Bingham de man die Machu Picchu wereldbekend maakte. Bovendien blijft hij zonder discussie de ontdekker van de Inca Trail, die hij bij verder onderzoek in de buurt van Machu Picchu wist bloot te leggen.
Met een knipoog naar Bingham begin ik dan ook aan de Inca Trail, die intussen is uitgegroeid tot een van de populairste trektochten ter wereld. Eerst gaat het met een klein busje tot in Piscachuco, een plaatsje op honderd kilometer ten noorden van Cuzco. Ik maak er kennis met het internationale gezelschap waarmee ik de volgende dagen richting Machu Picchu stap. Met z’n elven zijn we, al wordt ons groepje reizigers ook nog eens aangevuld met twee gidsen en maar liefst twaalf dragers. Op de Inca Trail is er immers weinig mogelijkheid tot bevoorrading, waardoor voedsel, water, tenten en andere benodigdheden van begin tot eind worden meegedragen. De twintigjarige Fernando, de jongste drager, heeft zelfs de opdracht om de gasfles voor het keukenvuur over de bergen te sleuren. Een rotkarwei.
Legendarische route
De eerste dag is er een zonder onoverkomelijke moeilijkheden. Na de paspoortcontrole aan de brug over de Rio Urubamba, het officiële vertrekpunt van de Inca Trail, loopt het traject zachtjes op en neer. Over een afstand van twaalf kilometer stijgen we hooguit driehonderd meter, wat ideaal is om het juiste loopritme te vinden. Bovendien last gids Pablo, die net als onze dragers Incabloed heeft, geregeld een pauze in.
Pablo is amper 26, maar dit is al zijn zeventigste tocht over de Inca Trail. In de beginkilometers benadrukt hij de historische dimensie van onze tocht: ‘Tijdens de hoogdagen van het Incarijk bestond er een immens netwerk van routes, waarop boodschappers voortdurend in beweging waren. Centraal punt van dat netwerk was de hoofdstad Cuzco, maar onderweg waren er heel wat bevoorradingsposten en forten, waar informatie kon worden uitgewisseld.’
Een eerste site die we in zicht krijgen, is Llactapata, net aan de samenvloeiing van de Rio Urubamba en de Rio Cusichaca. Llactapata werd een eeuw geleden door Hiram Bingham ontdekt, maar pas enkele jaren geleden werd de site ook helemaal blootgelegd en grondig onderzocht. Uit dat archeologisch onderzoek blijkt nu dat Llaqtapata behalve als administratieve draaischijf ook als ceremonieplaats heeft gediend.
Een uurtje verderop is het tijd voor onze eerste maaltijd. De dragers demonstreren hun efficiëntie en bij aankomst staat de tafel al helemaal gedekt. Drager Cristobal ontpopt zich tot de masterchef van het gezelschap en midden in de natuur serveert hij ons een gezond en lekker driegangenmenu. Ook koffie en cocathee volgen nog, maar een siësta in de zon zit er jammer genoeg niet in.
Bij zonsondergang bereiken we Wayllabamba, onze kampplaats voor de eerste nacht in het hooggebergte. De andere trekkinggroepen op de Inca Trail houden hier ook halt, maar van overlast is helemaal geen sprake. ‘Enkele jaren geleden verliep dat wel helemaal anders’, beweert Pablo, terwijl hij de kampplaats overschouwt. ‘Er bestond toen nog geen limiet van het aantal wandelaars op de Inca Trail, waardoor het vaak een overrompeling was. Nu waakt de Unesco en mogen er maximaal 500 trekkers per dag aan de tocht beginnen, inclusief dragers en gidsen.’ Een nadeel van die limiet is een stijging in de prijs voor de trekking, maar dat is nu eenmaal de tol voor het behoud van dit historische pad en het indrukwekkende decor eromheen.
D-day
De tweede dag van de Inca Trail geldt met de beklimming van de 4.200 meter hoge Warmiwañusca op het programma als de D-day van de tocht.
Omstreeks halfzeven zijn we die ochtend al op pad en meteen na het vertrek gaat het steil naar omhoog. Lang duurt het niet vooraleer ons groepje uit elkaar valt. Niet dat het ons aan teamspirit ontbreekt, maar de conditionele verschillen zijn te groot. Op aangeven van Pablo wordt beslist om iedereen in eigen tempo te laten lopen, en op de top van de Warmiwañusca zullen we op elkaar wachten.
Pas halfweg de klim, op het plateau van Tres Piedras, pauzeer ik even. Enkele bergbewoners hebben op die plek een tafeltje opengeklapt en verkopen er nog wat frisdrank en snacks. Een handeltje dat goed draait, want extra energie is op dit moment van de beklimming bijzonder welkom.
Een heel eind verderop, op een hoogte van 4.000 meter, wordt het gebrek aan zuurstof pas echt voelbaar. Bij elke stap lijk ik moeizamer vooruit te komen, terwijl het hart almaar wilder tekeergaat. Toch blijkt mijn conditie in orde en met nog enige reserves bereik ik de top van de Warmiwañusca, het dak van de Inca Trail. Fantastisch!
Boven op de top is het kil en koud, maar niemand die dat lijkt te voelen. Er wordt verbroederd met de dragers en de andere trekkers op de Inca Trail, want vanaf dit punt zijn we allemaal op weg naar ons einddoel, Machu Picchu. Niets lijkt ons nu nog te kunnen tegenhouden.
Op naar een wereldwonder
Dag drie start in mineur. Grijze regenwolken lijken het dal van de Rio Pacamayo helemaal in hun greep te houden, waardoor het steile pad vanuit onze kampplaats naar de top er gevaarlijk glibberig bij ligt.
Op weg naar boven passeren we nog een van Binghams vondsten: Runkuraqay, de ruïnes van een Incafort. Maar niemand van onze groep toont er interesse voor, want we zijn vooral bezig met ons droog en warm te houden. Gelukkig klaart het even later op, waarna we in droge omstandigheden een van de mooiste delen van de Inca Trail kunnen afleggen.
Tussen de bergpassen van de Abra Runkuraqay en Phuyupatamarca slingert het pad afwisselend door nevelwoud en langs steile afgronden. Op hogere gedeelten volgt het ene prachtige vergezicht na het andere, en we komen geen andere trekkers tegen. Een voorrecht, alleen mogelijk voor wie vroeg in de ochtend als eerste groep het kamp verlaat.
Na drie dagen begint die groep ook almaar sterker aan elkaar te hangen, en onze lunch op de top van de Phuyupatamarca voelt aan als een feestdiner onder de beste vrienden.
In de afdeling naar Wiñaywayna, de laatste kampplaats, profiteren we van de eerste echt warme zonnestralen tijdens onze tocht. Zo houden we halt aan de indrukwekkende ruïnes van Intipata, waar we ons op een met gras begroeid Incaterras plat op de buik leggen om er te genieten van een bijzonder mooi vergezicht: diep in het dal zien we de grillige kronkels van de Rio Urubamba en voor ons de berg waarachter zich Machu Picchu bevindt. En nog wat later wordt dat panorama nog eens bekroond met een regenboog… Wow!
De laatste nacht is kort, heel kort. Niet vanwege een wat laat uitgelopen laatste avondmaal, maar om halfvier ’s nachts worden we al gewekt. Veel tijd om in te pakken of te ontbijten rest er ons niet, maar niemand die daar om zeurt. We willen die ochtend immers als allereerste groep Machu Picchu bereiken, wat uiteindelijk ook lukt.
Omstreeks zeven uur bereiken we de zogenaamde Zonnepoort, maar de sfeer is niet echt uitgelaten. Grijze wolken en een dichte mist ontnemen ons alle zicht en daar hadden we ons met onze fototoestellen in de hand helemaal niet aan verwacht. En dan breekt plots de zon door de wolken, waarna Machu Picchu zich toch in al zijn glorie toont. Adembenemend!
Bron: Kris Clerckx; De Standaard (www.standaard.be); 9 juli 2011.
De Inca Trail kan niet individueel worden ondernomen. De Standaard reisde mee met een groep van de Belgisch-Peruaanse reisorganisatie South America Planet. Dat organiseert ook Nederlandstalig begeleide rondreizen in Peru. In 2011 staan enkele reizen in het teken van 100 jaar Machu Picchu. Op het programma: Lima, Nasca, Arequipa, Colca Canyon, het Titicameer, Cuzco en uiteraard de Inca Trail naar Machu Picchu. www.southamericaplanet.com
Logement
Tijdens de Incatrail wordt in tenten overnacht, maar voor of na de tocht is wat extra comfort meer dan welkom. Hotel Monasterio is het tophotel van Cuzco. Voor wie de nacht op de site van Machu Picchu wil doorbrengen, is er de exclusieve Machu Picchu Sanctuary Lodge. Hiram Bingham was er overigens bij toen dit hotel in de jaren veertig werd geopend. www.monasteriohotel.com / www.sanctuarylodgehotel.com
Vlucht
Lan vliegt dagelijks naar Cuzco, met eerst een overstap in Madrid en daarna in Lima. www.lan-airlines.be