De grootste kunstroof aller tijden

Geplaatst op zondag 24 juli 2011 @ 00:12 , 2523 keer bekeken

279092.jpg

Op de regenachtige morgen van 24 juli 1911 worstelde Hiram Bingham zich zwoegend naar de top van de Oude Berg in het hart van de Andes. De begeleiders van de Amerikaanse archeoloog en avonturier hadden de moed al opgegeven dat zij Vilcabamba zouden ontdekken, de stad die in de oude kronieken werd genoemd als het laatste toevluchtsoord van het Incaverzet tegen de Spaanse veroveraars.

  

Maar het doorzettingsvermogen van Bingham werd beloond. Weliswaar vond hij Vilcabamba niet, maar eenmaal boven op de berg, hoog boven de rivier Urubamba, stuitte hij op de overwoekerde ruïnes van een complete stad: Machu Picchu (Oude Berg). Toen de schatzoekers de vegetatie begonnen weg te kappen, verschenen de goed geconserveerde resten van een van de meest superbe creaties van de mens in Zuid-Amerika.

  

In 2007 werd Machu Picchu door internetters wereldwijd terecht gekozen tot een van de zeven wereldwonderen. Het oord is uitgegroeid tot het symbool van de identiteit van Peru. En tot de kaskraker van het land. In 2009 trok Machu Picchu 800.000 bezoekers. Dat aantal daalde een jaar later fors nadat de spoorlijn tussen de citadel en de oude Incahoofdstad Cuzco in januari 2010 deels werd weggespoeld door de regen. De ontoegankelijkheid maakt deel uit van het romantische imago van Machu Picchu: je kan er alleen heen met de boemeltrein, tenzij je het pad der Inca’s verkiest en de conditie hebt voor een voetreis van drie dagen door het hooggebergte.

 

Machu Picchu is gebouwd tussen 1450 en 1480 door de Incaheerser Pachacútec, die zijn rijk tot het belangrijkste prekoloniale imperium van Zuid-Amerika maakte. Hij gaf de aanzet tot het in de godenstand verheffen van de Incaheersers, die Zonen van de Zon werden. Pachacútec was een groot architect en urbanist, die na de grootscheepse reconstructie van de hoofdstad Cuzco begon met de aanleg van zijn buitenverblijf: Machu Picchu. Het koninklijk landgoed werd bestierd door een leger bedienden, dat na de dood van de monarch zorg moest dragen voor zijn mummie en zijn eeuwige cultus. De vorst bezocht zijn buitenverblijf slechts op gezette tijden. De bedienden kregen er hun laatste rustplaats, een koningsgraf is nooit gevonden.

  

Playboy-professor

  

Hiram Bingham was de inspiratiebron voor Indiana Jones, de door Har- rison Ford gespeelde held uit de filmcyclus van Steven Spielberg. Een avontuurlijke playboy-professor van Yale, die al een paar jaar door Zuid-Amerika had gezworven op zoek naar ‘verdwenen’ steden.

Op de faam die hij als ‘ontdekker’ van Machu Picchu verwierf, bouwde Bingham een politieke carrière. In 1924 werd hij gouverneur van Connecticut, zij slechts voor één dag, omdat hij werd verkozen tot Republikeins senator om de plaats in te nemen van een collega die zelfmoord had gepleegd.

  

‘De verdwenen stad’ was grotendeels een mythe die door Bingham zelf was gecreëerd. Wetenschappers zijn het er allang over eens dat de stad nooit ‘verdwenen’ is geweest. Bovendien ging de Peruaan Agustín Lizarraga de Amerikaan in 1902 voor. Bingham wist dat, maar elimineerde hem uit zijn boek ‘The Lost City of the Incas’, dat hij 37 jaar later schreef. Machu Picchu was niet lost, maar Bingham maakte de wereld bekend met het cultuurhistorische belang van de plaats.

  

Ondanks alle bedenkingen heeft de Peruaanse overheid gekozen voor 24 juli om op grootse wijze ‘de honderdste verjaardag van de ontdekking van Machu Picchu voor de wereld’ te vieren.

  

Klapmes

  

Binghams reputatie als serieuze archeoloog heeft niet lang standgehouden. Al is hij niet zo diep gezakt als zijn alter ego in de film, Indiana Jones, die zich in de laatste episode van de sage weer eens gedraagt als een ordinaire grafrover door een mummie open te snijden met het klapmes van zijn zoon. ‘This belongs in a museum’, roept hij herhaaldelijk. De vraag is echter in welk museum.

  

Zeker is dat Bingham van een held is verworden tot ‘de grootste plunderaar van Peru’. In 1912 en in 1914-15 leidde hij nieuwe expedities naar Machu Picchu, die in Peruaanse ogen niets anders waren dan plunderingen. Honderden graven haalde hij leeg. En alles wat hij vond, stuurde hij naar de universiteit van Yale. In totaal 46.323 items, inclusief mummies en gouden voorwerpen.

  

Alle schatten belandden in het Peabody Museum of National Art van Yale. Na een jarenlange juridische en diplomatieke strijd is de universiteit eindelijk begonnen de voorwerpen terug te geven die het museum slechts in bruikleen had. De eerste 300 stukken zijn sinds maart te bezichtigen in Cuzco. De Peruaanse president Alan García zegt dat de rest snel volgt, maar geen mens gelooft dat Yale alle 46.323 stukken zal terugsturen naar het land van herkomst.

  

Machu Picchu is daardoor niet alleen het symbool van de Peruaanse identiteit maar ook van de massale plundering van pre-Columbiaanse schatten in Latijns-Amerika. Veel Peruanen beschouwen Hiram Bingham als de beruchtste der huaqueros, die in Peru bijna een beroepsgroep vormen. Huaqueo is een synoniem voor illegale opgraving en plundering. De plaatselijke bevolking bezondigt zich er op grote schaal aan, door gewapend met houwelen - of erger: dynamiet - de huacas te open. Dat woord uit de indiaanse taal Aymara betekent zoveel als heilige plaats of tempel.

  

Lijkenpikkers

  

Omdat ze vooral goedgevulde graven zoeken, kan je de huaqueros nog het best omschrijven als lijkenpikkers. Terwijl ze er niets eens rijk van worden. De huaqueros verkopen hun vondsten voor een appel en een ei aan tussenhandelaren, die de weg kennen naar de privéverzamelaars en de veilinghuizen in Parijs, Londen of New York waar de archeologische kunststukken voor astronomische prijzen van de hand gaan. Het veilinghuis Sotheby’s meldt op zijn internetpagina dat in de afgelopen vijf jaar kopers voor 12,7 miljoen dollar aan pre-Columbiaanse kunst hebben aangeschaft.

  

Het plunderen gebeurt al sinds de 19de eeuw, toen in Europa en de Verenigde Staten de belangstelling voor die kunst toenam. Het begon als een zondags tijdverdrijf van landeigenaren, die als sport opgravingen organiseerden. Gaandeweg groeide de activiteit uit tot een even lucratieve als destructieve bezigheid. Alleen de gevonden keramische kunststukken werden onmiddellijk verkocht, alles van edelmetaal werd simpelweg omgesmolten. De huaqueros wissen zo nog steeds hele episoden van de Peruaanse geschiedenis uit.

  

Jaime Quinteros geldt als een van de grootste lijkenpikkers van Peru. 35 jaar lang plunderde hij archeologische sites. Bij zijn arrestatie in 2004 had hij1. 661 archeologische pronkstukken in zijn bezit. Dat was niets vergeleken bij wat hij al van de hand had gedaan, zei hij. ‘Wat rest, is alleen nog het vet, de biefstuk is al lang verkocht.’

  

Jaarlijks nemen politiekorpsen in verscheidene landen duizenden stukken in beslag, maar dat is slechts het topje van de ijsberg. Quinteros vertelde de politie dat de Amerikaan David Bernstein een van zijn belangrijkste afnemers was. De gespecialiseerde antiquair, wiens winkel is gevestigd aan Park Avenue in New York, garandeert op zijn website (Precolumbianart4sale.com) de authenticiteit van alle duizenden stukken die hij aanbiedt, maar rept met geen woord over de herkomst.

  

Rode lijst

  

Overal in Peru vind je sporen van oude culturen en nog steeds worden complete steden herontdekt. Het land telt meer dan tienduizend archeologische sites die geregistreerd zijn maar wegens geldgebrek nog niet zijn ontwikkeld. Peru is letterlijk een goudmijn voor kunsthandelaren die dankbaar het illegale werk van de grafschenners accepteren. Een berg in dit land is vaak een berg, maar ook heel vaak een verborgen piramide. En als er holen in zijn gegraven, dan weet je het zeker.

  

Latijns-Amerika is door de eeuwen heen op grote schaal cultureel geplunderd. Tot vandaag. Vooral Peru, Mexico en Guatemala, de belangrijkste centra in de oudheid, zijn ‘in trek’. Europa en de Verenigde Staten tellen naar schatting 3.500 wettige verzamelaars, die meer dan 3 miljoen pre-Columbiaanse kunstwerken bezitten. ‘Maar een onbekend aantal clandestiene verzamelaars zou wel eens eigenaar kunnen zijn van 25 procent van het verleden van het continent’, schrijft de Venezolaan Fernando Báez in zijn boek ‘De culturele plundering van Latijns-Amerika’.

  

De Peruaanse overheid heeft een ‘Rode lijst van bedreigde Peruaanse antieke voorwerpen’ gepubliceerd, met de geregistreerde objecten die door huaqueros zijn gestolen, voor zover die bekend zijn. Met de regelmaat van de klok duiken die op bij de grote veilinghuizen. Zo moest Christie’s in New York enkele jaren geleden een veiling van pre-Columbiaanse voorwerpen annuleren, nadat was gebleken dat er 24 in Peru waren gestolen.

  

Illusie

  

De teruggevonden kunstvoorwerpen vormen een miniem deel van wat is ontvreemd en verkocht aan verzamelaars. De Peruaanse staat heeft bijna 200 juridische en diplomatieke processen in andere landen lopen om duizenden geroofde stukken terug te krijgen.

  

Dat de complete inventaris van Machu Picchu die door de levensechte Indiana Jones naar de Universiteit van Yale is verscheept, ooit terugkomt, lijkt een illusie. Maar in elk geval is een begin gemaakt en kunnen Peruanen en buitenlandse toeristen zich nu vergapen aan de stukken die zijn tentoongesteld in een koloniaal paleis in Cuzco.

  

Gelukkig hebben Hiram Bingham en alle plunderaars voor en na hem de stenen met rust gelaten. Daardoor kunnen we ons bij de honderdste viering van de ‘herontdekking van de verloren stad’ nog steeds vergapen aan de paleizen, huizen en terrassen van Machu Picchu. Inca-heerser Pachacútec, de bouwer van dit moois, liet zichzelf aanbidden als een Zoon van de Zon. Wie nu, vijfhonderd jaar later, de toegangspoort passeert van het complex dat balanceert op de Andestoppen, zal het beamen: dit kan alleen het werk zijn van goden.

  

Bron: Cees ZOON; "De grootste kunstroof aller tijden"; De TIJD, 23 juli 2011.


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: