Het wonder van Peru: Inca Trail op trektocht van Cuzco naar Machu Picchu

Geplaatst op zondag 10 juli 2011 @ 01:45 , 3247 keer bekeken

Honderd jaar geleden ontdekte de Amerikaanse avonturier Hiram Bingham bij toeval de verloren Incastad Machu Picchu. Op zoek naar nog meer verborgen schatten kwam Bingham ook uit op een eeuwenoud Incapad, dat intussen is uitgegroeid tot een van de populairste en meest legendarische routes ter wereld.
 

Wie de Inca Trail naar Machu Picchu wil afleggen, mag zich opmaken voor een stevige vierdaagse trektocht. Amper 45 kilometer bedraagt het traject, maar er moeten wel drie bergpassen boven de 3.500 meter beklommen worden. Niet de afstand vormt dus de grote uitdaging van de Inca Trail, wel de zware inspanning op grote hoogte.
Voor aanvang van de tocht ben ik er dan ook niet helemaal gerust op. Hoe zal mijn lichaam reageren op die grote hoogte? Wat als ik onderweg last krijg van de zo gevreesde hoogteziekte? En wordt het dragen van die rugzak geen marteling op de flanken van die bergen? Nogal wat twijfels dus, maar tegelijkertijd voel ik ook een enorme drang om het wereldwonder Machu Picchu te voet te bereiken.

Ter voorbereiding op de Inca Trail is het alvast geen overbodige luxe om al enkele dagen van tevoren naar Cuzco af te reizen. De voormalige hoofdstad van het Incarijk ligt boven de 3.000 meter, waardoor het lichaam al wat aan de hoogte kan wennen. Nog een hulpmiddel om de negatieve effecten van de ijle berglucht te neutraliseren, is de cocaplant. Het gebruik van coca biedt heel wat medische voordelen en het kauwen op cocablaadjes is een oude gewoonte van de Inca’s. Het cocasap smaakt wat bitter, maar voor buitenlandse reizigers zijn er al tal van andere afgeleide producten. Uiteraard experimenteer ik niet met het chemisch behandelde en verslavende cocaïne, dat overigens ook in Peru verboden is. Wel proef ik gretig van de thee, de bonbons en de koekjes op basis van coca, dat tot mijn verbazing vrij snel en efficiënt blijkt te werken.
De last van de hoogte blijft dus beperkt en op mijn eerste dag in Cuzco kan ik al op verkenning trekken door de historische binnenstad. De smalle geplaveide straatjes met tal van kleine artiestenateliers, restaurantjes en cafeetjes weten me bijzonder te charmeren. Vooral dan in de buurt van de Plaza Mayor en in de wijk San Blas zit de sfeer er goed in. Ook best charmant zijn de vele uitnodigingen voor een Incamassage of de aankoop van een warme muts van lamawol. Keer op keer weersta ik met een vriendelijke glimlach.

Culturele hoogtestage

Toen de Spanjaarden in het midden van de 16de eeuw Cuzco veroverden, wilden ze de Incabeschaving zo snel mogelijk wissen. Politiek gezien lukte dat, maar op andere domeinen was er veeleer sprake van een artificiële samensmelting tussen de Europese en de Incacultuur.

Een voorbeeld daarvan is onder meer de site van Coricancha. Ten tijde van het Incarijk was dit de belangrijkste zonnetempel, maar de Spaanse kolonisator bouwde er na de verovering een klooster bovenop. De dominicanenkerk en de kloostergangen domineren nu het complex, waar overduidelijk nog tal van sporen uit de Incacultuur bewaard zijn gebleven. Zo staan de kolossale muren, die eeuwen geleden met enorm grote stenen en zonder cement in elkaar werden gevoegd, nog steeds overeind. Perfect zichtbaar zijn ook de trapeziumvormige nissen en vensteropeningen, waarmee de Inca’s hun bouwwerken aardbevingbestendig wisten te maken. Een knap staaltje van architecturaal inzicht.

Zeer bezienswaardig in Cuzco is ook de kathedraal met een rijke verzameling schilderijen van de zogenaamde ‘School van Cuzco’. Die stroming binnen de schilderkunst staat dicht bij de pompeuze Spaanse hoogbarok, maar in de overwegend religieuze afbeeldingen komen de felle kleuren en de symboliek uit de Incacultuur heel duidelijk tot uiting. Nog meer creaties van die School van Cuzco kan ik zowaar aanschouwen vanaf mijn bed in Hotel Monasterio, een voormalig klooster- en universiteitsgebouw dat tot luxehotel is getransformeerd. Het authentieke meubilair en de kunstwerken zijn gelukkig ter plekke gebleven, waardoor een verblijf er toch nog aanvoelt als een reis naar een ver koloniaal verleden.

Honderd jaar na de ontdekking

De avond voor aanvang van de Inca Trail rust ik uit in het binnenhof van Hotel Monasterio, waar ik me ook mentaal voorbereid op de te leveren inspanningen. Ik lees er The Lost City of the Incas, het boek van Hiram Bingham over de ontdekking van Machu Picchu. In 1911 trok deze Amerikaanse avonturier op expeditie door Peru om op zoek te gaan naar Vitcos, het toevluchtsoord van de laatste Incakoningen. Tijdens zijn tocht kreeg Bingham de tip dat er zich hoog in de bergen nog andere indrukwekkende ruïnes bevonden. Dat bleek Machu Picchu te zijn, maar wat had deze plek betekend ten tijde van het Incarijk? Geen enkele historische bron die daar toen al melding van maakte. Bingham fotografeerde zijn ontdekking, zette de site op de kaart en bracht een uitvoerig relaas over zijn tocht inNational Geographic.

Een eeuw later blijkt dat Bingham niet de allereerste westerling was die Machu Picchu bezocht. Zo gingen onder meer de Duitse ingenieur Von Hassel, de Britse missionaris Payne en enkele schattenrovers hem vooraf. Toch blijft Bingham de man die Machu Picchu wereldbekend maakte. Bovendien blijft hij zonder discussie de ontdekker van de Inca Trail, die hij bij verder onderzoek in de buurt van Machu Picchu wist bloot te leggen.

Met een knipoog naar Bingham begin ik dan ook aan de Inca Trail, die intussen is uitgegroeid tot een van de populairste trektochten ter wereld. Eerst gaat het met een klein busje tot in Piscachuco, een plaatsje op honderd kilometer ten noorden van Cuzco. Ik maak er kennis met het internationale gezelschap waarmee ik de volgende dagen richting Machu Picchu stap. Met z’n elven zijn we, al wordt ons groepje reizigers ook nog eens aangevuld met twee gidsen en maar liefst twaalf dragers. Op de Inca Trail is er immers weinig mogelijkheid tot bevoorrading, waardoor voedsel, water, tenten en andere benodigdheden van begin tot eind worden meegedragen. De twintigjarige Fernando, de jongste drager, heeft zelfs de opdracht om de gasfles voor het keukenvuur over de bergen te sleuren. Een rotkarwei.

Legendarische route

De eerste dag is er een zonder onoverkomelijke moeilijkheden. Na de paspoortcontrole aan de brug over de Rio Urubamba, het officiële vertrekpunt van de Inca Trail, loopt het traject zachtjes op en neer. Over een afstand van twaalf kilometer stijgen we hooguit driehonderd meter, wat ideaal is om het juiste loopritme te vinden. Bovendien last gids Pablo, die net als onze dragers Incabloed heeft, geregeld een pauze in.

Pablo is amper 26, maar dit is al zijn zeventigste tocht over de Inca Trail. In de beginkilometers benadrukt hij de historische dimensie van onze tocht: ‘Tijdens de hoogdagen van het Incarijk bestond er een immens netwerk van routes, waarop boodschappers voortdurend in beweging waren. Centraal punt van dat netwerk was de hoofdstad Cuzco, maar onderweg waren er heel wat bevoorradingsposten en forten, waar informatie kon worden uitgewisseld.’

Een eerste site die we in zicht krijgen, is Llactapata, net aan de samenvloeiing van de Rio Urubamba en de Rio Cusichaca. Llactapata werd een eeuw geleden door Hiram Bingham ontdekt, maar pas enkele jaren geleden werd de site ook helemaal blootgelegd en grondig onderzocht. Uit dat archeologisch onderzoek blijkt nu dat Llaqtapata behalve als administratieve draaischijf ook als ceremonieplaats heeft gediend.

Een uurtje verderop is het tijd voor onze eerste maaltijd. De dragers demonstreren hun efficiëntie en bij aankomst staat de tafel al helemaal gedekt. Drager Cristobal ontpopt zich tot de masterchef van het gezelschap en midden in de natuur serveert hij ons een gezond en lekker driegangenmenu. Ook koffie en cocathee volgen nog, maar een siësta in de zon zit er jammer genoeg niet in.

Bij zonsondergang bereiken we Wayllabamba, onze kampplaats voor de eerste nacht in het hooggebergte. De andere trekkinggroepen op de Inca Trail houden hier ook halt, maar van overlast is helemaal geen sprake. ‘Enkele jaren geleden verliep dat wel helemaal anders’, beweert Pablo, terwijl hij de kampplaats overschouwt. ‘Er bestond toen nog geen limiet van het aantal wandelaars op de Inca Trail, waardoor het vaak een overrompeling was. Nu waakt de Unesco en mogen er maximaal 500 trekkers per dag aan de tocht beginnen, inclusief dragers en gidsen.’ Een nadeel van die limiet is een stijging in de prijs voor de trekking, maar dat is nu eenmaal de tol voor het behoud van dit historische pad en het indrukwekkende decor eromheen.

D-day

De tweede dag van de Inca Trail geldt met de beklimming van de 4.200 meter hoge Warmiwañusca op het programma als de D-day van de tocht.

Omstreeks halfzeven zijn we die ochtend al op pad en meteen na het vertrek gaat het steil naar omhoog. Lang duurt het niet vooraleer ons groepje uit elkaar valt. Niet dat het ons aan teamspirit ontbreekt, maar de conditionele verschillen zijn te groot. Op aangeven van Pablo wordt beslist om iedereen in eigen tempo te laten lopen, en op de top van de Warmiwañusca zullen we op elkaar wachten.

Pas halfweg de klim, op het plateau van Tres Piedras, pauzeer ik even. Enkele bergbewoners hebben op die plek een tafeltje opengeklapt en verkopen er nog wat frisdrank en snacks. Een handeltje dat goed draait, want extra energie is op dit moment van de beklimming bijzonder welkom.

Een heel eind verderop, op een hoogte van 4.000 meter, wordt het gebrek aan zuurstof pas echt voelbaar. Bij elke stap lijk ik moeizamer vooruit te komen, terwijl het hart almaar wilder tekeergaat. Toch blijkt mijn conditie in orde en met nog enige reserves bereik ik de top van de Warmiwañusca, het dak van de Inca Trail. Fantastisch!

Boven op de top is het kil en koud, maar niemand die dat lijkt te voelen. Er wordt verbroederd met de dragers en de andere trekkers op de Inca Trail, want vanaf dit punt zijn we allemaal op weg naar ons einddoel, Machu Picchu. Niets lijkt ons nu nog te kunnen tegenhouden.

Op naar een wereldwonder

Dag drie start in mineur. Grijze regenwolken lijken het dal van de Rio Pacamayo helemaal in hun greep te houden, waardoor het steile pad vanuit onze kampplaats naar de top er gevaarlijk glibberig bij ligt.

Op weg naar boven passeren we nog een van Binghams vondsten: Runkuraqay, de ruïnes van een Incafort. Maar niemand van onze groep toont er interesse voor, want we zijn vooral bezig met ons droog en warm te houden. Gelukkig klaart het even later op, waarna we in droge omstandigheden een van de mooiste delen van de Inca Trail kunnen afleggen.
Tussen de bergpassen van de Abra Runkuraqay en Phuyupatamarca slingert het pad afwisselend door nevelwoud en langs steile afgronden. Op hogere gedeelten volgt het ene prachtige vergezicht na het andere, en we komen geen andere trekkers tegen. Een voorrecht, alleen mogelijk voor wie vroeg in de ochtend als eerste groep het kamp verlaat.
Na drie dagen begint die groep ook almaar sterker aan elkaar te hangen, en onze lunch op de top van de Phuyupatamarca voelt aan als een feestdiner onder de beste vrienden.
In de afdeling naar Wiñaywayna, de laatste kampplaats, profiteren we van de eerste echt warme zonnestralen tijdens onze tocht. Zo houden we halt aan de indrukwekkende ruïnes van Intipata, waar we ons op een met gras begroeid Incaterras plat op de buik leggen om er te genieten van een bijzonder mooi vergezicht: diep in het dal zien we de grillige kronkels van de Rio Urubamba en voor ons de berg waarachter zich Machu Picchu bevindt. En nog wat later wordt dat panorama nog eens bekroond met een regenboog… Wow!
De laatste nacht is kort, heel kort. Niet vanwege een wat laat uitgelopen laatste avondmaal, maar om halfvier ’s nachts worden we al gewekt. Veel tijd om in te pakken of te ontbijten rest er ons niet, maar niemand die daar om zeurt. We willen die ochtend immers als allereerste groep Machu Picchu bereiken, wat uiteindelijk ook lukt.

Omstreeks zeven uur bereiken we de zogenaamde Zonnepoort, maar de sfeer is niet echt uitgelaten. Grijze wolken en een dichte mist ontnemen ons alle zicht en daar hadden we ons met onze fototoestellen in de hand helemaal niet aan verwacht. En dan breekt plots de zon door de wolken, waarna Machu Picchu zich toch in al zijn glorie toont. Adembenemend!

Bron: Kris Clerckx; De Standaard (www.standaard.be); 9 juli 2011.

De Inca Trail kan niet individueel worden ondernomen. De Standaard reisde mee met een groep van de Belgisch-Peruaanse reisorganisatie South America Planet. Dat organiseert ook Nederlandstalig begeleide rondreizen in Peru. In 2011 staan enkele reizen in het teken van 100 jaar Machu Picchu. Op het programma: Lima, Nasca, Arequipa, Colca Canyon, het Titicameer, Cuzco en uiteraard de Inca Trail naar Machu Picchu. www.southamericaplanet.com 

Logement

Tijdens de Incatrail wordt in tenten overnacht, maar voor of na de tocht is wat extra comfort meer dan welkom. Hotel Monasterio is het tophotel van Cuzco. Voor wie de nacht op de site van Machu Picchu wil doorbrengen, is er de exclusieve Machu Picchu Sanctuary Lodge. Hiram Bingham was er overigens bij toen dit hotel in de jaren veertig werd geopend. www.monasteriohotel.com / www.sanctuarylodgehotel.com 

Vlucht

Lan vliegt dagelijks naar Cuzco, met eerst een overstap in Madrid en daarna in Lima. www.lan-airlines.be 


Welkom bij Clubs!

Kijk gerust verder op deze club en doe mee.


Of maak zelf een Clubs account aan: