Geplaatst op zaterdag 28 februari 2004 @ 20:47 , 1226 keer bekeken
Grafmasker van Pacal
GESCHIEDENIS
Archaïsche periode (20.000-2000 v. Chr.)
Door de ijstijd daalde de zeespiegel. Hierdoor konden Aziaten via Siberië en Alaska naar Noord-Amerika komen en vervolgens naar Midden-Amerika. Ze voorzagen zichzelf van eten door de jacht. Na een droogteperiode was er niet meer genoeg voedsel en vonden ze de landbouw uit. Andere theorieën zeggen dat de Maya's uit Zuid-Amerika kwamen of gewoon uit het tegenwoordige Guatemala. De Maya's zouden afstammelingen zijn van de Olmeken.
Vroeg preklassieke periode (2000 - 800 v. Chr.).
Door de landbouw werd de populatie groter en had men meer tijd voor handwerken enz. Ook ontstond in deze periode al een vroege vorm van de Mayataal. De mensen stelden hogere eisen aan hun woning, waardoor ze hutten bouwden. Het principe van de hutten bestaat nu nog. De Mayacultuur vond zijn oorsprong uit een afsplitsing van de Olmeken en er heerste een hiërarchie. Aan de top stonden de vorsten (halach uinich), hun familie en de hogepriesters (ahau). Hieronder stonden de ambtenaren. Zij zorgden voor voedsel, bouwwerken en kunst. Op gelijke hoogte stonden handelaren, geleerden, astronomen, schrijvers, beeldhouwers en bouwmeesters. Hoe belangrijker je was, hoe dichter je bij het centrum woonde. Onderaan de piramide stonden de arbeiders. Zij woonden buiten de stad in kleine dorpen. Zij zorgden voor voedsel en andere benodigdheden voor de stedelingen. De Olmeken ontwikkelden een hiëroglyfen en een kalendersysteem. Ze vereerden een jaguargod van wie grote stenen hoofden zijn gevonden. Uiteindelijk verdwenen de Olmeken waarschijnlijk door indringers. Maar hun cultuur leefde voort bij hun buurvolk, waaruit later de Mayabeschaving ontstaat.
Midden preklassieke periode (800 - 300 v. Chr.).
In deze periode werden veel dorpen gesticht. Ook de handel werd belangrijker.
Laat preklassieke periode (300 v. Chr.. - 250 n. Chr.).
Doordat het goed ging met de landbouw, hielden de mensen meer tijd over voor andere dingen. Er ontstond een uitgebreid klassensysteem en er werden tempels gebouwd. Dit laatste kwam doordat de ceremoniële centra steeds belangrijker werden. De eerste tempels weken qua architectuur niet veel af van de hutten. De eigenaren werden na hun dood onder de tempel begraven. Daar waar het voor handen was, werden stenen gebruikt voor de tempels. Als een eigenaar een grotere tempel wilde voor het aanzien, dan werden er extra lagen op een bestaande tempel gebouwd, waardoor een trapsgewijze piramide ontstond. Steeds meer werden de tempels geconcentreerd rondom een plein. Het begin van de bloeiende Mayacultuur was gemaakt.
Vroeg klassieke periode (250 - 600 n. Chr.).
Legers uit Teotihuacán (nabij het tegenwoordige Mexico-City) vielen het Mayarijk binnen en heersten over het gebied. Hun cultuur had grote invloed op de Mayacultuur. Uiteindelijk ging hun cultuur ook over in de Maya cultuur, doordat de macht van Teotihuacán vrij plotseling instortte. De Esperanza cultuur ontstond, een mengeling van Maya en Mexicaanse elementen. Grote ceremoniële centra bloeiden in deze periode. Een nieuwe, uitgebreidere kalender werd ingevoerd.
Laat klassieke periode (600 - 900 n. Chr.).
Deze periode geldt als de bloeiperiode van de Maya's. Het Mayarijk bestond niet uit één rijk, maar uit onafhankelijke stadsstaten die wel connecties met elkaar hadden. Elke stadsstaat had zijn eigen koning, die de stads sociale, politieke en religieuze hoofdpersoon was. De koning stond zijn bloed af bij ceremonies en doorboorde lichaamsdelen met scherpe voorwerpen. Ook was hij aanvoerder van het leger. Koning Pacal van Palenque en Koning Vogel-Jaguar van Yaxchilán speelden een belangrijke rol in de Mayabeschaving. Veel steden kenden bloei, maar aan het eind van de periode ging het minder met deze zuidelijke steden en werden juist de noordelijke steden in Yucatán belangrijker (o.a. Chichén Itzá). Hierdoor ontstond een zekere rivaliteit die waarschijnlijk de oorzaak was van het instorten van het Mayarijk. Andere mogelijkheden zijn epidemieen, overbevolking, hongersnood, natuurrampen en erosie.
Vroeg postklassieke periode (900 -1200 n. Chr.).
Doordat het Mayarijk plotseling instortte en daarentegen wel een groei van de populatie kende, was er niet genoeg eten voor iedereen. Daarom waren ze een makkelijke prooi voor veroveraars. De Tolteken vielen Yucatán binnen en waren zo strijdlustig dat ze mensen offerden. De grote gebouwen van Chichén Itzá stamden uit deze tijd. Later echter was de stad volkomen verlaten.
Laat postklassieke periode (1200 - 1530 n. Chr.).
Na de Tolteken, namen de Itzáes bezit van Chichén Itzá. De Itzáes waren zelf ook uit hun land verdrongen en kwamen via El Petén en Belize in Chichén Itzá. Zij gaven de uiteindelijke naam aan de stad. Ze namen veel van de gebruiken van de Tolteken over, maar breidden het vooral op het gebied van religie uit. Ze vereerden de cenotes (kalksteen grotten met water). De stad werd later in ingenomen door de Cocomen en Xiú. Hierna was er een periode van oorlog in het noorden van Yucatán. Toen de Spanjaarden hoorden dat er in Mexico veel goud en zilver te vinden was, trokken ze het land binnen, maar ze werden tegengehouden door de lokale bevolking. Een tweede expeditie o.l.v. Hernán Cortés in 1519 slaagde en veel dorpen namen het christelijk geloof over. De Spanjaarden konden makkelijk Tenochtitlán (Mexico-City) binnenvallen, omdat de Azteken geloofden dat hun god Quetzalcóatl terugkeerde. Maar later verklaarden de Azteken de Spanjaarden de oorlog, maar die verloren ze omdat ze veel mensen verloren waren door de pokken die de Spanjaarden meenamen.
Veroverings- en koloniale periode (1530 - 1821 n. Chr.).
De veroveringen door de Spanjaarden gingen niet gemakkelijk. Spanje deed een nieuwe poging olv Francisco de Montejo en zijn zoon. De eerste ontmoeting met de Maya's ging niet goed: de Maya's wilden niets van ze weten. Daarop gingen de Spanjaarden naar Tabasco (1530) en sloegen een kamp op, maar het lukte hen niet om het te veroveren. In 1540 ging de Montejo familie weer naar Mexico en door een alliantie met de Xiús lukte het hen om de Cocomen te veroveren. De Xiús namen het Christelijk geloof aan. In 1542 werd Mérida gesticht en snel kwamen de dorpen van Yucatán onder Spaans gezag. Pedro de Alvarado voerde het Spaanse leger aan voor een verovering van Guatemala en Chiapas (1523). Het land werd onderverdeeld in staten (encomiendas) en de Maya's werden als slaven gebruikt. Met de komst van de pater Bartolomé de Las Casas ging het iets beter met de Maya's, maar de slavernij bleef bestaan. De enige Mayagroep die zelfstandig bleef, was een groep Itzaes die Tayasal (Flores) stichtte, maar dit duurde ook slechts tot in de 17e eeuw toen het dorp werd ingenomen door de Spanjaarden.
Onafhankelijke periode.
De Maya's organiseerden regelmatig opstanden, maar geen van alle slaagde. Door de overwinning van Napoleon op Spanje, zwakten de Spanjaarden af. Een nieuwe opstand slaagde en Mexico en Guatemala verklaarden zichzelf onafhankelijk (1821). Het onafhankelijke Mexico verenigde de staten weer, inclusief Chiapas onder goedkeuring van Guatemala. Guatemala verenigde zich in 1823 met El Salvador, Nicaragua, Honduras en Costa Rica. Deze samenwerking duurde slechts tot 1840. Helaas kwamen verschillende landen met elkaar in conflict, een situatie die tot nu nog voortduurt. Ook kregen de Maya hun grond niet terug en werden nog steeds gebruikt als slaven voor werk op het land.
RELIGIE
De Maya's geloofden dat de aarde plat was en dat zogenaamde "bacades" (reuzenmonsters) de hemel droegen. In de hemel woonden goedgezinde goden, in de onderwereld (Xibalbá) kwaadgezinde. Aan alle verschijnselen werd een god toegekend. De belangrijkste goden waren de zonnegod Kinich Ahau, de schepper Itzamná, maisgod Yum Kaax en de regengod Chac. Veel tempels zijn gedecoreerd met hun afbeeldingen. De belangrijkste godin was Ix Chel. Ze was de vrouw van Itzamná, de moeder van alle goden, maangodin, beschermster van de vrouwen en godin van de vruchtbaarheid. Bijzonder in de mythologie was de náhual: de dierlijke vorm waarin goden zich openbaarden. Elk dier had een andere betekenis. Een belangrijk dier was de gevederde slang. Dit was de god Kukulcán. De god stelde door zijn bijzondere gedaante zowel de aarde als de hemel voor. Het contact met de goden verliep meestal via priesters. De koningen waren de goden op de aarde. In de Mayacultuur waren de aarde, hemel en onderwereld een geheel, dat bestuurd werd met behulp van de astrologie en de verering van de voorvaderen. De heilige ceiba boom symboliseerde de Whack Chan (wereldboom). Deze boom was het middelpunt van de 13 hemels, de aardbodem en de negen niveaus van de onderwereld.
Een ander belangrijk voorwerp was het kompas. Elk punt had een andere betekenis. Het oosten was het belangrijkst omdat van die kant de zon elke ochtend herboren werd. De bijbehorende kleur was rood. Het westen was zwart, omdat daar de zon weer verdween. Het witte noorden was de richting van de belangrijke regen, terwijl het gele zuiden het zonnigste punt van het kompas was. Alles werd in verband gebracht met deze richtingen. De ceiba boom was het middelpunt.
Van de Maya's werd verwacht dat ze hun bloed vergoten om zichzelf te verenigen met de Xibalbá. Dit was omdat de grote draak zijn bloed ook vergoot, wat dan de regen voorstelde. De bloedceremonies waren de belangrijkste ceremonies.
De ceremonies werden zowel op natuurlijke als gebouwde plaatsen gehouden. De natuur was heilig en de Maya's bouwden piramiden omdat die op bergen leken. Soms hadden ze geheime gangen zoals een grottenstelsel. De ingang van een grot stelde de mond van de Xibalbá voor, de ingang naar de spirituele, geheime wereld. Daarom waren veel ingangen van tempels voorzien van grote maskers met grote mond. De pleinen waar rondom heen de tempels werden gebouwd symboliseerden de velden en regenwouden. De zogenaamde steles waren stenen zuilen (om de heilige ceiba boom te benadrukken). Hierin waren beeltenissen van de koningen uitgehouwen. Koningen wilden steeds grotere tempels bouwen en bouwden soms een grotere tempel om een bestaande heen. Zo werd de tempel nog heiliger. Doordat de voorvaderen zo'n belangrijke rol speelden, werden ze begraven onder de tempel, wat bijdroeg aan de heiligheid van de tempel.
Er wordt gedacht dat de Maya's ook heilige schriften hadden. Dit schrift werd beschouwd als leidraad voor geloof en dagelijkse bezigheden. De meeste boeken waren een soort stripverhalen. Van een geschrift, Popol Vuh,was ook een geschreven versie, maar niet in hiëroglyfen, maar in Latijns alfabet. Dit komt waarschijnlijk doordat de Maya's Spaans hadden geleerd van de paters die het rijk binnenvielen. Het geloof kent een soortgelijk scheppingsverhaal als het christelijke. De god K'ucumatz schiep de mens eerst uit modder, maar dit soort mens was te zwak omdat ze in water oplosten. Daarna werd de mens uit hout geschapen, maar deze wezens hadden geen gevoel en gedachten. Uiteindelijk schiep K'ucumatz de mens uit een mengsel van de grijze vos, coyote, papegaai, kraai, maïs en water.
Naast de vorm van de heilige boom (kruisvorm) zijn er nog meer gelijkenissen tussen de Maya godsdienst en het christendom. Overeenkomsten zijn: doop, biecht, vasten, onthouding, nuttigen van religieuze dranken, wierook en het altaar.
KALENDER
De Maya's hadden een zeer nauwkeurige kalender. Tijd en kalender vormden de basis voor de religie en stonden dicht in verbinding met de astrologie. De kalender kan het best uitgelegd worden aan de hand van een tandwielsysteem, elk stelt een andere cyclus voor.
De twee kleinste tandwielen zijn cycli van 13 en 20 dagen. De 13 dagen hebben de nummers 1-13; de 20 dagen hebben namen. Deze twee 'tandwielen' staan met elkaar in verbinding. Het duurt 260 dagen voordat alle tanden elkaar ontmoet hebben. Deze cyclus van 260 dagen vormt een groter wiel en heet een tzolkin.
Een ander tandwielsysteem bestaat uit 18 maanden van 20 dagen, dat de basis vormt van het Maya Onduidelijke Jaar (haab), gebaseerd op de zon. Elke maand heeft een naam en de dagen hebben nummers (0-19). Dit zijn in totaal 360 dagen. De Maya's hadden 5 dagen extra (uayeb) om tot 365 dagen te komen. Deze 5 dagen waren vol met voorspellingen. De Maya's kenden geen schrikkeljaar.
De tandwielen van de tzolkín en de haab stonden ook met elkaar in verbinding, zodat elke dag een tzolkín en een haab naamgeving had. Na 52 jaar had je alle combinaties gehad. Dit systeem heet de Kalenderronde en werd in een groot gedeelte van Midden-Amerika gebruikt. Ook nu nog zijn er dorpen die het systeem gebruiken. Het einde van een 52-jarige periode werd altijd gevreesd. De priesters probeerden de goden gunstig te stemmen, zodat die de Maya's weer 52 nieuwe jaren gaven.
Een probleem van bovenstaande telling is dat het stopt na 52 jaar. Daarom was in de klassieke periode de jaartelling uitgebreid met de zogenaamde Lange Telling. Ook werd het vroegere systeem aangepast. In plaats van een 365-daagse jaar, was er nu een 360-daagse jaar. Het jaar (tun) bestond uit 18 maanden (uinal) van 20 dagen (kin). De Maya's kenden ook nog grotere tijdseenheden. De Grote Cyclus was een belangrijke maat. Het bestond uit 1.872 miljoen dagen. Het einde van een Grote Cyclus werd beschouwd als iets angstigs, maar de Maya cultuur heeft dit niet mee mogen maken. De cyclus eindigt op 23 december 2012.
TELSYSTEEM
Het tellen was heel simpel. Stippen werden gebruikt van 1 tot 4. 5 was een horizontale balk. Een balk met een stip erboven was 6, enz. Twee balken boven elkaar was 10. 19 was het hoogste getal: 3 balken en 4 stippen. Dan begon het weer opnieuw. De Maya's hadden de primeur door het getal 0 uit te vinden. De Maya's hadden dus een 20-tallig in plaats van een 10-tallig stelsel.
TAAL
Er waren twee talen. In Yucatán en in Belize werd Yucatec gesproken, en in Guatemala sprak men Chol, dat veel leek op Yucatec. Er is een zekere overlap in de taalgebieden. Ook gebruikten beide talen hetzelfde hiëroglyfen systeem. De geschreven taal was zeer moeilijk, omdat een symbool een heel woord of een deel van een woord kon voorstellen. Ook kon een symbool op verschillende manieren getekend worden. Soms werden er extra symbolen toegevoegd om de uitspraak te vereenvoudigen. De hiërogliefen waren zeer complex getekend, met veel oog voor detail; het waren eigenlijk kleine kunstwerkjes. De geschreven taal was voor de burgers te moeilijk en voor hun eigenlijk ook niet bedoeld. Het werd gebruikt door de hogere lagen van de bevolking als communicatiemiddel voor contact met de goden en overledenen. Het stelde voornamelijk levensverhalen van de koninklijke familie voor. Het schrift stond geschreven in steen (tempels, stèles e.d.), op aardewerk en in boeken. Veel boeken zijn echter verbrand door de Spanjaarden, omdat zij gezien werden als werken van de duivel.
ARCHITECTUUR EN ARCHEOLOGIE
De eerste gebouwen van de Maya's waren simpel. Tempels waren nauwelijks te onderscheiden van hutjes. Je kon ze herkennen, doordat ze op een heuveltje stonden. In de 3e eeuw begon de architectuur te ontwikkelen. Koningen en priesters kregen status. Tempels kwamen in het middelpunt te staan van de stad. Om de status te benadrukken ontstonden terrasvormige piramides. Als bouwsteen werd of vulkaan- of kalkgesteente gebruikt. Aan een kant werd een ceremoniële trap aangelegd waarop alleen de koning en de priesters mochten lopen. De grootte van de piramide stond voor het contact met de godenwereld. De huisjes op de tempel symboliseerde de toegang tot de godenwereld. De binnenkant van de tempel was opmerkelijk sober en de kamers klein. Op de huisjes stonden soms ook nog dakkammen. Deze bouwsels benadrukten de relatie tussen hemel en aarde nogmaals. Piramides werden versierd met godenafbeeldingen. Ook werden ze geverfd in opvallende kleuren. Opvolgers van de koningen bouwden een nog grotere piramide om de oude heen als symbool van status. Er ontstonden op den duur hele complexen van tempels en piramides en andere gebouwen op een heuvel: de acropolis.
Het hemelse plan.
Alle tempels waren zo gebouwd dat bepaalde hemellichamen goed gezien konden worden. Ramen en deuren waren zo geplaatst dat op een bepaalde dag van een bepaald jaar een bepaalde hemellichaam kon worden gezien. Vaak waren hoofdingangen versierd zodat ze op een mond leken, de ingang tot Xibalbá (onderwereld). Andere kenmerken hebben te maken met het kalendersysteem.
Maya architectonische stijlen.
De architectuur van de laat preklassieke periode is vooral in Uaxactún (ten noorden van Tikal) goed te zien en staat bekend om de Chicanel cultuur. De architectuur verschilde per regio, maar het basisplan was telkens hetzelfde. De tempels hebben vier zijden met verschillende niveaus en een centrale trap aan elke zijde. Het bovenste plateau was vlak. In de vroeg klassieke periode stond de Esperanza cultuur bekend. De koning werd begraven in een houten kamer onder de hoofdtrap. Een volgende koning bouwde een nieuwe tempel om de oude heen. De best bewaarde tempel uit deze periode staat in Acanceh (vlakbij Mérida). De laat klassieke periode werd gekenmerkt door imposante tempels met een soort huisje op de top. Tempels stonden vaak met elkaar in verbinding. Dichtbij de tempels werden de paleizen van de koningen gebouwd. Verder werden zogenaamde stèles, altaars en balspelvelden gebouwd. Belangrijke complexen staan in Copán, Quiriguá, Tikal en Palenque. Er waren verschillende stijlen te onderscheiden. De Petén-stijl domineert in het centrale laagland, zoals in Cópan, Tikal en Palenque. Kenmerken zijn de stèles, altaren en terrasvormige piramides met een grote centrale trap. De tempels werden gebruikt als grafmonumenten. De Puuc stijl was vooral te vinden rondom Uxmal en was gekenmerkt door kalkstenen tegels als bedekking voor het ruwe gesteente. De tegels hadden geometrische vormen en stelden monsters en slangen voor. Een ander belangrijk kenmerk waren zuilen. De meeste tempels van deze stijl hadden een afbeelding van de eervolle regengod Chac. De Chenes stijl lijkt erg veel op de Puuc stijl, maar deze stijl werd gekenmerkt door rijke decoratie. De piramides waren laag. Een vierde stijl was de Río Bec stijl in het zuiden van Mexico. Kenmerkend waren de schijnpiramides. De piramide zelf had namelijk geen functie en was door zijn steilte nauwelijks begaanbaar. Tussen de piramides stond de tempel waar het om ging. De tempels waren ook bedekt met lavasteen, maar op de hoeken van kleinere tempels werden hoge torens gebouwd voor de sier. Na de val van het Mayarijk kwamen de Tolteken en mengden hun architectuur met de Puuc stijl. Een voorbeeld is Chichén Itzá: een mengeling van decoratieve maskers en beelden. De Cocomen in de late postklassieke periode hadden een bijzonder sobere stijl van bouwen. Veel steden kregen stadsmuren om de zwakke stad te beschermen.
Spaanse koloniale architectuur.
De Spanjaarden hadden veel invloed op de bouwstijl. Kerken hadden barokke elementen, terwijl andere kerken juist heel simpel waren. Je kunt ook veel mengvormen ontdekken.
Bron: Patricia's Foto's en Reizen
http://home.wanadoo.nl/patriciaspijkers