Geplaatst op donderdag 13 maart 2008 @ 16:45 , 2017 keer bekeken
Geboren op 9 april 1471 in Trujilo, was hij de onwettige zoon van Gonzalo Pizarro Rodriguez de Aguilar (een Spaanse edelman) en Francisca González. Echter, hij werd in een armoedige omgeving grootgebracht. Later huwde hij met ene Esmeralda, wiens echte familienaam nooit is achterhaald. Hij kreeg twee zoons: Rodriquez en Ladrico, die later nog zouden meevechten tegen de Inca's. Op 10 november 1502 verliet hij Spanje, richting het Caraïbisch gebied.In 1522 kreeg hij verhalen ter ore over ene Hernan Cortes en over de oostkusten van het huidige Zuid-Amerika. Hij stelde een 114-koppige expeditie samen om de zuidelijke gebieden te ontdekken, maar kwam in 1524 niet verder dan de Punta Qeumada (in het huidige Colombia). Na deze mislukking springen wij in.
Het is winter 1527. Een Spaanse boot legt aan voor een van de onbewoonde eilandjes in Zuid-Amerika. De missie van de boot was een stel mensen te redden die gezocht hadden naar schatten in het zuiden. Hun hoofdman was ene Pizarro. Hijzelf wilde er nog niet mee stoppen, nee de schatten in het zuiden lonkten volgens hem. Zijn crew was zijn loze beloftes beu en wilde er zo snel mogelijk weg.
De door Pizarro gevolgde route (klikken voor vergroting)
"Een slager is hij, een wilde! Haal ons hier weg!"
Pizarro is het gezaag beu, en trekt zijn zwaard. In het zand tekent hij een rechte lijn, van een meter of 2 lang. "Vrienden en kameraden", zegt hij. "Deze kant van de streep is gevaar, dood, honger, eenzaamheid. Deze kant is gemak en veiligheid. Deze kant is teruggaan naar Panama, en dan zul je arm zijn. Als je oversteekt naar deze kant, zul je onmetelijk rijk worden." Enkelen aarzelden. Eerst bleven ze allen staan aan de Panamakant. Zo nu en dan stak er een over. Uiteindelijk kozen 13 mensen voor de avontuurzijde. "De roemrijke dertien". Deze dertien mannen zouden de basis vormen van de verovering van een rijk dat toen nog niet eens gekend was door de wereld, van een rijk dat de wereld ook zelf nog niet kende. Het Inca-rijk.
In 1532 trok Pizarro opnieuw naar Peru, met een klein leger van een 200-tal mensen: vrienden van thuis, zijn vier broers en de avonturiers van op het eiland. Pizarro en zijn mannen reisden langs de koninklijke weg van de Inca's. Deze wegen waren prachtig gebouwd: hij lag tussen muren van steenklei. Langs de kant van de weg lagen pleisterplaatsen die gebruikt werden door de koeriers van Atahuallpa, die voor hun koning berichten overbrachten. Dit soort wegen doorsneden het hele rijk, van Equador naar Chili, en waren dus ideaal om op te rukken naar het zuiden.
Door zijn koeriers wist Atahuallpa echter altijd waar Pizarro en zijn kornuiten zich bevonden. De bevolking werd opgedragen hem bij hun thuis te laten overnachten, en Pizarro leerde twee Indianan Spaans, zodat ze voor hem als tolk konden functioneren.
Die avonden, bij de plaatselijke bevolking, deden de Spanjaarden hun eerste indrukken op van dit grote land en z'n w kregen nog veel exotischer voedsel. Er was een oud verhaal dat er ooit een periode van inwoners. "De indianen zijn zo rationeel", zei de secretaris. "Ze zijn gehoorzaam aan hun leiders. Ze eten maïs en een soort wortel." Aardappelen, het Inca-voedsel, kenden de Europeanen immers nog niet. Daarop hongersnood was. De hongerige mensen ontdekten een knaagdiertje in de rotsen. Het smaakte goed en heeft hen gered. Ze aten het alleen op feestdagen en aten ze het, omdat ze gasten hadden. Maar van alle gewoontes der Inca's die door de Europeanen nog niet gekend waren, interesseerden die zich het meest in de godsdienst. De Inca-godsdienst, die immers bestond (en nog steeds bestaat!!!) uit het vereren van de zonnegod, maangod, voorouders en bergen, werd door de Spanjaarden immers aanzien als duivelsaanbidding. Hier had Pizarro de rechtvaardiging van zijn oorlog gevonden.
Begin november trok het Spaanse leger(tje) voor het eerst de Andes in, naar Cajamarca, waar Atahuallpa zich zou bevinden, dit op een week reizen afstand. De Inca's hadden nog nooit ofte nimmer een paard gezien (net als de Azteken trouwens). Het moet voor hen een enorme schok zijn geweest doen de Spanjaarden daar plots op paarden aankwamen.
Pizarro had 62 paarden 102 voetsoldaten, plus nog wat autochtone bondgenoten. Hij betrad een rijk van 5 tot 10 miljoen mensen. Had hij het geweten, was hij misschien niet durven gaan. Doch, Pizarro was een uitgekookte man: middelbare leeftijd, zo taai als wat, en zeer slim. Hij begreep, al na de eerste contacten, dat de Inca's nog in een bronzen tijdperk leefden en hij er met zijn ijzeren zwaarden, kanonnen en geweren medogenloos zou kunnen toeslaan.
De Spanjaarden aanschouwden tijdens hun tocht prachtige taferelen, die geen Europeaan ooit had gezien. De laatste dagen van een rijk dat zij zouden verwoesten, en die tot nu toe nog steeds onaangeroerd was. Na vijf dagen stappen, kwam Pizarro boven de stad Cajamarca aan. Ze hadden ondertussen al gehoord dat het leger van de Inca's een
30 000 man sterk moest zijn. Waarom kwam niemand hen tegemoet? Liepen ze in een hinderlaag. Die nacht sliepen ze niet veel.
De Inca Atahuallpa nam net een bad in de heetwaterbron buiten de stad. Hier ontmoetten de twee werelden elkaar voor het eerst. De verkenners zeiden tegen Atahuallpa dat Pizarro zeer veel van hem hield en, dat hij voor hem zou vechten tegen z'n vijanden. Atahuallpa lachte hen bijna uit. Een hoge dunk van hen had hij dus duidelijk niet. Hij stond de Spanjaarden wel toe in de stad te verblijven.
De Spanjaarden troffen er een dreigend lege stad aan. Ze besloten een gebouw op het een of ander plein te bezetten, en Atahuallpa's reactie af te wachten. De koning zijn spionnen waren hem gevolgd. Atahuallpa en zijn raad wisten maar al te goed dat het geen goden waren, en wilden hen allen uitmoorden. Behalve de paardenmenner, hoefsmid en kapper, die iets konden dat de Inca's zouden kunnen gebruiken. Hen zouden ze echter wél laten castreren. Atahuallpa wilde Pizarro dus als lunch op zijn bord.
Pizarro bij Atahuallpa
Ondertussen wachtten de Spanjaarden op hun pleintje af. Ze bibberden van angst. Tot Atahuallpa, op de schouders van zijn dienaren, en onder een prachtig welkomstlied (dat trouwens nog steeds gezongen wordt) het pleintje opkwam. Hij was een jaar of 30, knap en slim, met de rode kwast op z'n voorhoofd en een zijdeachtige, zachte cape van vampierhuid om zich heen. Hij ging op het midden van het pleintje zitten. Toen trad een Spaanse priester, Valverde naar voor. Hij gaf een toespraak over de paus, de Bijbel en het Christelijk geloof, en eiste van Atahuallpa dat hij zich tot het 'ware' geloof zou bekeren.
Pizarro neemt Atahuallpa gevangen
Atahuallpa bleef koel en zakelijk, en zei kortweg: "Ik volg mijn eigen geloof. De almachtige Zon die nooit sterft, en onze oude goden. Wat is de basis van uw geloof?"
Valverde stak de Bijbel omhoog, en Atahuallpa nam hem voorzichtig, doch zelfzeker aan. "Ik wil weten of het tegen mij spreekt." De Inca bladerde door het boek, smeet het op de grond en zei: "Het spreekt niet tot me."
Uit het hele land brengen de Inca's de schatten samen in Cajamarca voor het losgeld van Atahuallpa. Al die onschatbare voorwerpen werden omgesmolten tot baren goud. Het koninklijke vijfde deel werd opgezonden naar Karel V, die het gebruikte om zijn legers te betalen in de Europese oorlogen. De rest werd onder de conquistadores verdeeld.
Hierop had de sluwe Pizarro gewacht. Nu had hij reden om aan te vallen. Dit zou het hoogtepunt van zijn carrière zijn. Plots kwamen van overal Spanjaarden tevoorschijn, en met hun geweren, kannonnen en ijzeren zwaarden richtten ze een bloedbad aan. 6000 mensen vonden die avond de dood. Atahuallpa echter, werd niet gedood, maar gevangen genomen. Hij probeerde zich vrij te kopen met de belofte van een kamer vol goud te vullen. Pizarro ging erop in. Maar eenmaal de kamer gevuld was, doodde hij Atahuallpa toch, nadat hij na een schijnproces veroordeeld was wegens godslastering en verraad. Een conquistador zei achteraf "Dit was de meest verachterlijke daad die we begingen.".
1533 - Pizarro executeert Atahualpa
Nu had Pizarro het hart van de 'Poema'; in triomf ging hij naar Cuzco. Op 15 november 1533 kwamen de Spanjaarden er aan. Ze hadden gewonnen. Dachten ze.
Het was een keerpunt in de geschiedenis. De Inca's geloofden dat deze stad de navel van de aarde was. Het heilige centrum van de laatste beschaving die zich op eigen kracht had ontwikkeld. De ondergang van de stad, zo snel na de val van Mexico lijkt achteraf het begin van het einde van de traditionele beschavingen. Het einde van de heilige tijd. De overwinning van de wereldse tijd.
Dood van Atahuallpa aan de wurgpaal, terwijl zijn onderdanen op de grond voor hem liggen te huilen. Op het allerlaatste moment was hij tot het christendom 'bekeerd'. Hij had daar alleen in toegestemd om niet verbrand te worden. De Inca's geloofden dat de dood door het vuur hun ziel vernietigde. Hij werd gedoopt onder de naam Don Francisco Atahuallpa, naar zijn dooppeter, Francisco Pizarro. Ondanks de belofte van Pizarro werd zijn lichaam toch verbrand, op 26 juli 1533.
Om het volk gunstig te stemmen benoemden ze een koning Atahuallpa's halfbroer Manco. In z'n nakomelingen herken je een wilskrachtige familie die eeuwenlang belang hechtte aan z'n koninklijke komaf. Deze man houdt een kruis vast, maar hij draagt ook de koninklijke kwast. Hij draagt de zonneschijf, een wapenschild met Inca-symbolen en een stamboom waaruit blijkt dat hij van de beroemde koningen afstamt.
Maar de Spanjaarden keken neer op Manco en z'n volgelingen en ze misbruikten de vrouwen aan het hof van de Inca's. Gonzalo Pizarro verkrachtte tot afgrijzen van de adel Cura Ocllo de vrouw van Manco. Er heerste onvrede in Cuzco. Al gauw waren er geruchten over een opstand. Manco riep stiekem een vergadering bijeen. Misschien wel in de zonnetempel, die nog steeds bestaat, binnen in een van de kerken van Cuzco.
Overal in Peru vielen de inca's tegelijk aan. Francisco zat vast in Lima, en stuurde noodkreten naar Mexico, drie ontzettingscolonnes werden vernietigd.
Atahuallpa
De Spanjaarden waren ver in de minderheid. Juan Pizarro sneuvelde. Maar uiteindelijk waren hun wapens te sterk. In de laatste slag vochten de Inca's met een wanhopige heldhaftigheid. Net als de strijd om Mexico doet dit denken aan de grote heldenverhalen zoals het beleg van Troje in de Ilias. De laatste held van de Inca's stond boven op deze rotsen n sloeg met een Europees zwaard de Spanjaarden van zich af. Hij doodde zelfs z'n eigen mensen als die zich wilden overgeven. Op het laatst, toen duidelijk was dat het een hopeloze zaak was gooide hij z'n wapens neer, propte z'n mond vol met aarde en sprong hij van de rotsen omdat hij liever wilde sterven dan toegeven aan de Spanjaarden.
De Spanjaarden namen nu wraak op de burgerbevolking. Diegene die konden vluchtten naar het Heilige Dal, het hart van de Incacultuur, meer in het noorden gelegen. Men bouwde er meer huizen en terrassen, voor de vluchtelingen. Manco maakte van Machu Picchu het sterkste fort van Peru. Doch, de Spanjaarden kwamen eraan, en vielen aan. Ze vochten zich door de nauwe straatjes, en vielen vervolgens het fort aan, dat erboven uit torende. Commando's werden naar boven gestuurd, om de rotsen boven het fort in te nemen. Hernando Pizarro ging voorop op de trap, terwijl de Inca's hem bekogelden, aangemoedigd door Manco, die van het ene terras naar het andere reed, te paard. Opeens vielen de indianen van alle kanten aan. Voor het eerst moesten de Spanjaarden effectief het onderspit delven.
Manco wilde van deze stad het nieuwe Cuzco maken, en bouwde er paleizen en een raadskamer, maar steeds meer en meer kolonisten kwamen naar Peru. Hij moest buiten hun bereik komen, en naar het oerwoud trekken. Peru werd verdeeld. Het was een hartverscheurend moment. Vlak voor hij naar het oerwoud vertrok, sprak Manco het volk toe: "Vergeet niet, dat de oude Inca's goeie koningen waren, die goed voor hun volk zorgden, vertel dat door aan je kinderen, en zij aan de hunne, zodat de herinnering eeuwig bewaard blijft. Er komt een dag, dat jullie zullen worden gedwongen hun geloof te beleiden. Wanneer zij het zien, doe dat. Maar wanneer je alleen bent: vergeet dan onze rituelen en goden niet, en geef ze door, van geslacht op geslacht. Ze zullen je dwingen onze heiligdommen te vernietigen. Doe dat dan, maar weet dat je het niet meent. Doe wat nodig is, en hou de rest in je hart verborgen."
Inka krijgers
Het rijk werd dus gesplitst. Manco's gevolg en legers trokken samen met hem de Andes over, en vernielden de wegen waar ze langs kwamen. Ze gingen tot een hoogte van bijna 4000 meter, en Manco zelf vernietigde de touwbrug bij Chaullay. Die rivier zou de grens tussen twee werelden worden. Maar de Pizarro's lieten zich niet dwarsbomen. Gonzalo Pizarro maakte zich nu klaar om Manco op te sporen. Manco had zich teruggetrokken in de afgelegen schuilplaats Vilcabamba. De verloren stad van de Inca's. Gonzalo had 300 van de sterkste Conquistadores bij zich.
De fout van Manco was echter, dat hij zelf nieuwe toegangswegen had aangelegd. Na twee dagen zoeken vonden de Spanjaarden die echter. Pizarro rook bloed. "Nu krijgen we hem; dood of levend." Opeens echter stortten van bovenaan stenen in het ravijn. Ze waren in een hinderlaag gelopen. Er liggen op die richel trouwens nog steeds stenen klaar om naar beneden te duwen. 36 Spanjaarden sneuvelden. Manco ging boven op de richel staan. Hij moet eruit gezien hebben als een Inca-god in eigen persoon. 'Ik ben Manco Inca. We hebben 2000 Spanjaarden gedood. We zullen jou ook doden en ons land bevrijden." Even snel als ze gekomen waren, waren de Inca's daarna ook weer verdwenen.
Pizarro vocht zich een weg naar de 'Verloren Stad', zoals die genoemd werd. Maar toen hij er aan kwam, trof hij een lege stad. Manco was gevlucht in het oerwoud, en had een stad gesticht op enkele kilometers verder, met uitzicht op de 4 km² grote Verloren Stad. Twee maanden zocht Gonzalez Pizarro in de bossen. Hij vond Manco maar niet. Tot hij zich moest terugtrekken omwille van ziekte; Manco had het op het nippetje overleefd. Pizarro was woedend. Toen hij Manco's vrouw te pakken kreeg, vermoordde hij haar meteen. Manco was aangeslagen.
Doch, wanneer rijke families door wreedheid macht verwerven, en met die macht te koop lopen. Maken ze vijanden. Zo ook de Pizarro's. Een bepaalde generaal van Pizarro bijvoorbeeld, Diego De Almagro, raakte zo afgunstig t.o.v. het succes van Francisco, dat hij een opstand uitlokte. De Spanjaarden vochten in dit verre land onderling, hoewel ze al met niet velen waren, en doodden elkaar. Uiteindelijk bepaalde Pizarro's kant de overhand, hij executeerde De Almagro. Echter, op 26 juni 1541 doodden aanhangers van De Almagra Francisco Pizarro.
Uiteindelijk slaagden de Spanjaarden er door infiltratie in de nieuwe stad van Manco, die er zeven jaar regeerde, erin de nieuwe Poema ook te doden. Manco's zoon kon ontsnappen en vluchtte weg, de geschiedenisboeken binnen. Manco was de enige Inca die zich langdurig had willen verzetten. Het doek viel voor de Inca-cultuur. Dachten de Spanjaarden. Want de Inca's hadden de woorden van Manco nog indachtig. "Vergeet niet, dat de oude Inca's goeie koningen waren, die goed voor hun volk zorgden, vertel dat door aan je kinderen, en zij aan de hunne, zodat de herinnering eeuwig bewaard blijft. Er komt een dag, dat jullie zullen worden gedwongen hun geloof te beleiden. Wanneer zij het zien, doe dat. Maar wanneer je alleen bent: vergeet dan onze rituelen en goden niet, en geef ze door, van geslacht op geslacht. Ze zullen je dwingen onze heiligdommen te vernietigen. Doe dat dan, maar weet dat je het niet meent. Doe wat nodig is, en hou de rest in je hart verborgen." En tot op vandaag, vijfhonderd jaar na de verovering, is die nog steeds niet volbracht, want nog steeds voeren de Inca-afstammelingen hun traditionele rituelen - soms in het geniep, soms ook niet - uit.
Pizarro's praalgraf te Lima
Welkom bij Clubs!
Kijk gerust verder op deze club en doe mee.
Of maak zelf een Clubs account aan: